De afgelopen dagen heb ik mij opgesloten in het boek Wij zijn maar wij zijn niet geschift van Tim Krabbé en ik moet eerlijk toegeven dat ik een aantal keer op het punt gestaan heb om deze zelf opgelegde ‘gevangenis’ uit te lopen. Het boek is een documentair verslag over de schietpartij van Columbine en begint met een korte reportage van de schietpartij, vanaf het moment dat de daders Eric Harris en Dylan Klebold om ongeveer kwart over elf aankomen op de Columbine High School tot het moment dat zij om ongeveer zeven of acht over twaalf zelfmoord plegen. In de tussentijd schoten zij twaalf medeleerlingen en een docent dood.
Krabbé heeft veel werk verzet voor zijn boek. Hij heeft tienduizend pagina’s bestudeerd om tot een kloppend verslag te komen en om aan de hand van dagboekfragmenten en andere ‘egodocumenten’ een beeld te scheppen van wie Eric en Dylan waren. Vele verslagen van haat zaaien, vloeken, walgelijke fantasieën en grove blasfemie zijn het resultaat. Ik begrijp Krabbé’s wens om te willen doordringen tot de beweegredenen van de moordenaars, maar hun duistere bespiegelingen benamen mij al snel het zicht op de zin van deze zoektocht. Dat waren de momenten dat ik het boek liever had weggelegd dan verder te lezen. Toch ben ik doorgegaan en het drong steeds meer tot mij door dat Eric en Dylan jongens waren van mijn generatie. Ze luisterden naar muziek uit mijn tijd, keken films uit mijn tijd en speelden videogames uit mijn tijd. Ze hadden duidelijk andere voorkeuren dan ik, maar we maakten wel deel uit van dezelfde tijd. Dit besef maakte Eric en Dylan plotseling op een merkwaardige wijze tastbaar. Ze kregen een gezicht dat gewoon menselijk was, ondanks hun monsterlijke daad. Eric en Dylan waren niet alleen verschrikkelijke moordenaars, maar zij waren ook ‘gewoon’ pubers die worstelden met problemen waar iedere puberjongen mee worstelt. Wat mij nog het meest bezig hield, was het idee dat ze deel hadden kunnen uitmaken van mijn ‘cirkel’ als we bij elkaar op school hadden gezeten. Het drama van Columbine kwam nog dichterbij toen ik vernam dat de dader van de schietpartij in Alphen aan den Rijn (mijn woonplaats) Eric en Dylan als zijn helden beschouwden en dat die schietpartij plaatsvond op de dag dat Eric Harris dertig jaar zou zijn geworden.
Natuurlijk had ik voordat ik dit boek las al gehoord van Columbine. Ik kan me weliswaar niet herinneren dat het nieuws mij heeft bereikt toen het net was gebeurd (20 april 1999), maar later hoorde ik er vooral over vanuit de verklaringen die mensen eraan probeerden te geven. Sommigen beweerden dat de satanistische muziek, films en games Eric en Dylan tot hun moordpartij hadden aangezet (inderdaad waren Eric en Dylan geobsedeerd en vergaand geïnspireerd door walgelijke films als Natural Born Killers, bands als Rammstein en games als Doom). Anderen stelden dat Columbine het logische gevolg was van het feit dat de evolutieleer op scholen wordt onderwezen (inderdaad was Eric vol van het idee van natuurlijke selectie en hadden Eric en Dylan geen enkel respect voor mensen, die zij ‘zombies’ en ‘robots’ noemden). Weer anderen zochten de oorzaak in het pestgedrag op school (inderdaad was er sprake van pesten, maar Eric en Dylan hadden een behoorlijk sociaal leven en hoorden zelf soms bij de pesters). De meest beroemde, of misschien wel beruchte, Columbineverklaarder is Michael Moore die de Amerikaanse wapenindustrie de schuld in de schoenen schuift (inderdaad waren Eric en Dylan gefascineerd door wapens en waren zij daar veel te gemakkelijk aan gekomen). Eén ding viel mij na het lezen van het boek op: Eric en Dylan waren vooral boos. Velen denken dat het een boosheid gericht tegen christenen was, maar Krabbé is ervan overtuigd geraakt dat de beweringen over de expliciete antichristelijke motieven van de daders gebaseerd zijn op verhalen die naderhand in de wereld zijn gekomen. Uiteindelijk kan ik in het verslag van Krabbé geen eenduidige drijfveer ontdekken. Eric en Dylan waren gewoon boos op alles. De films die zij keken, de muziek die zij luisterden, de games die zij speelden lijken geen oorzaak van deze boosheid te zijn geweest, maar eerder een weerklank en een weergave van wat al in hun eigen gedachten en hart aanwezig was.
Bij het lezen van het boek van Krabbé besefte ik mij voortdurend dat ik las uit zijn selectie. Krabbé zal daarbij consciëntieus te werk zijn gegaan, maar de gepresenteerde feiten blijven zijn keuze. Hij heeft die fragmenten geselecteerd die volgens hem de schietpartij, de daders en hun motieven het beste verklaren. Maar kunnen we dit wel verklaren? Heeft het zin om duizenden pagina’s aan stuitend materiaal te doorworstelen om er achter te komen waarom zo’n moordpartij heeft plaatsgevonden? Natuurlijk, ik begrijp dat nabestaanden en ook de samenleving om antwoorden schreeuwen, maar wie kan die werkelijk geven?
Persoonlijk geloof ik dat er geestelijk onderscheid nodig is om dergelijke gruwelijkheden te kunnen doorgronden. Het zijn niet zomaar twee jongens, die zomaar dertien mensen en zichzelf doodschieten. Er zit meer achter. Ik pretendeer niet dat ik dit geestelijk onderscheid (voldoende) heb, maar ik herkende wel de demonische boosheid en haat in de ‘egodocumenten’ van Eric en Dylan. Hun obsessie voor de dood, hun ‘zelfbewustzijn’, hun geloof in hun eigen goddelijkheid, hun afkeer van moraal, hun hang naar vernietiging – ik zou het niet anders kunnen noemen dan demonische beïnvloeding.
Toen ik mijn verhaal Afscheid had geschreven (dat ook over een schietpartij op een school gaat) heb ik mij serieus afgevraagd of het wel gepast is om zo’n verhaal te publiceren. Mijn vrouw wees mij er echter op – wat mij zelf nog niet bewust was opgevallen – dat ik in mijn verhaal nergens in ga op de motieven van de dader. Mijn verhaal gaat eigenlijk over de waardevolle relatie tussen een vader en zijn zoon, die oplicht tegen de duistere achtergrond van een verschrikkelijke gebeurtenis. Nu ik dit overdenk, besef ik mij dat dit de hoop is waaruit ik leef: tegen de achtergrond van deze duistere wereld licht het goede nieuws van Jezus Christus op. Ik hoef mij niet per se te verdiepen in de duisternis om deze te begrijpen, maar ik kan zien op het licht van Christus dat uiteindelijk alle duisternis zal verdrijven.
Maar er is meer. Had Columbine namelijk voorkomen kunnen worden? Hadden Eric en Dylan ‘geholpen’ kunnen worden? Ik heb het boek ook als docent gelezen en ik besefte mij hoe onmogelijk het was om deze tragedie echt te voorzien, laat staan te voorkomen. Halverwege het boek verzuchtte ik tegen mijn vrouw dat alleen iemand met toereikende geestelijke autoriteit in staat zou zijn geweest om Eric en Dylan te bereiken.
Vanmorgen werd ik wakker met de tekst in gedachten dat wij met Christus zijn afgestorven aan de ‘stoicheia’ van deze wereld (Kolossenzen 2:20). De ‘stoicheia’ betekenen zoiets als ‘beginselen’ en ik wil dit (misschien wat vrij) vertalen met ‘tijdgeest’. Wie gelooft dat Jezus voor zijn of haar zonden aan het kruis is gestorven en daarna uit de dood is opgestaan, is feitelijk mét Hem gestorven en opgestaan en daarmee een nieuw mens geworden. Hij of zij is niet meer onderworpen aan de ‘tijdsgeest’ van deze wereld, maar leeft met de Heilige Geest van God in zijn of haar hart. Ik leefde – om het zo te zeggen – onder dezelfde ‘tijdgeest’ als Eric en Dylan, maar met Christus was ik daaraan gestorven. Deze ‘tijdgeest’ had geen recht en geen vat meer op mij.
Het is opvallend dat Paulus de gelovigen, nadat hij hun nieuwe positie (namelijk gestorven aan de ‘tijdgeest’) heeft vastgesteld, oproept om alles wat niet bij dit nieuwe leven hoort, af te leggen en hij begint zijn opsomming met toorn, kwaadheid en boosheid (Kolossenzen 3:8) en dat waren nou precies de dingen waar Eric en Dylan vol van waren.
Het is als buitenstaander misschien makkelijk gezegd, maar vanuit een vaste overtuiging doe ik het toch: de Heer Jezus Christus heeft alle geestelijke autoriteit om mensen als Eric en Dylan te ‘helpen’. Hij heeft namelijk ‘de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd’ (Kolossenzen 2:25). Met pijn in mijn hart, maar met deze troostvolle zekerheid heb ik het boek uitgelezen.
O. Om dit te ‘liken’moet ik me inschrijven bij WordPress…. Laat ik nou net last hebben van een apathische wijsvinger die net dat ene knopje ‘I accept’ vandaag niet kan indrukken…. Gelukkig vindt hij typen wel altijd leuk, dus…. ‘like’!