Overblijfselen van een verloren gemeenschap

Ieder jaar lees ik met de derde klas ‘Ik overleefde Auschwitz’ van de Hongaarse Jood Ferenc Göndör. Als afsluiting daarvan wil ik morgen een ronde lopen door mijn woonplaats Alphen aan den Rijn. We gaan dan langs de overblijfselen van de verloren Joodse gemeenschap.

De gruwelijkheden van Auschwitz zijn onvoorstelbaar. Het verhaal van Ferenc maakt het voor ons tastbaar en geeft een huiveringwekkend verslag van hoe het gegaan is. De ronde door mijn woonplaats maakt op mij bijna even veel indruk als het boek van Ferenc, omdat daaruit het verschrikkelijke gevolg van Auschwitz spreekt: een volledige lokale gemeenschap is weggevaagd en heeft een schrijnend gat achtergelaten.

Joods monumentWe beginnen bij het Joodse Monument dat staat op de plek waar op 30 september 1942 95 Joden zijn afgevoerd. Wanneer ik mijn ogen sluit, meen ik de ronkende motoren van de vrachtwagens te kunnen horen. Canvaszeilen worden opengeslagen, laadkleppen worden neergelaten en doodsbange mensen worden onder de dreiging van schreeuwende soldaten en geweren in de wagens geladen. Net als het meisje in de rode jas uit Schindler’s List licht voor mijn geestesoog Roosje Eva op. Samen met haar ouders wordt zij ruw in de vrachtwagen geduwd. Ze was pas 7 jaar oud. Vijf dagen later zou ze in Auschwitz vergast worden.

Juist op het moment dat de vrachtwagens willen vertrekken, verschijnt nog een Duitse wagen uit de richting van Leiden. Een oude, zieke vrouw wordt uit de wagen getrokken en bij haar volksgenoten in de vrachtwagens gestopt. Het is de 84 jarige weduwe Ida. Zij lag in het ziekenhuis. De nauwgezette administratie van de nazi’s had haar niet over het hoofd gezien. Zeven maanden later zou ze overlijden in het doorvoerkamp Westerbork.

Zo hebben alle 54 namen die op het monument staan gegraveerd een gezicht en hun eigen trieste verhaal. Zoals het verhaal van de broertjes Isaäc en Israël, 9 en 7 jaar. Of het verhaal van zusje en broertje Sara en Isaäc, 4 en 1 jaar. Of van Maurits, 15 jaar. Of van Eva Roosje, 5 jaar. Allemaal zouden ze binnen een week vergast worden in Auschwitz.

SynagogeNa deze treurige herdenking lopen we naar de voormalige Joodse sjoel (synagoge), die in een steegje aan een drukke winkelstraat is gelegen. Het steegje draagt de naam van de laatste chazzan (voorzanger), Samuël Aardewerk. Aan de buitenkant van het gebouw herinnert alleen nog de Davidster in het raam ons aan de Joodse geschiedenis. Het gebouw wordt nu al jarenlang gebruik door een remonstrantse gemeente. Ooit was er een bloeiende Joodse gemeenschap die vanuit dit gebedshuis hun gebeden tot de Here God richtte en waarin de mensen elkaar aan Hem herinnerden met de woorden: Sjema Israel, Adonai Elo-hénoe, Adonai echád (‘Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is Eén’, Deuteronomium 6:4).

MetaheerhuisjeDit gebed speelt een centrale rol in het geloofsleven van de Joden en wordt dan ook op belangrijke momenten uitgesproken, zoals bij een begrafenis. Daar denk ik aan wanneer we op ongeveer een kilometer afstand van de voormalige sjoel naast het metaheerhuisje (lijkenhuis) staan. Daarachter lag lang een braakliggend terrein. Dat was vroeger de Joodse begraafplaats. Hoewel Joodse graven nooit geruimd mogen worden, is dit uiteindelijk toch gebeurd binnen twintig jaar na de oorlog. Er was geen Joodse gemeenschap meer die dit kon voorkomen. Het Hebreeuwse opschrift boven de deur van het huisje waar de Joodse lichamen ritueel gereinigd werden voordat zij begraven werden, herinnert aan de Joodse voorgeschiedenis. Onlangs is van het braakliggende terrein een mooi omheind parkje gemaakt met gedenkstenen die de bezoekers erop wijzen dat zij zich op de voormalige Joodse begraafplaats bevinden.

Monument begraafplaatsIn de buitenmuur van het lijkenhuis was ook een monument aangebracht ter herinnering aan ‘de leden van de Joodse gemeenschap die door de vijand wreedaardig werden omgebracht’. Het monument staat nu op de algemene Oosterbegraafplaats. In de woorden ‘mogen zij rusten in de schaduw van de Almachtige’ weerklinken de troostvolle woorden uit het Joods boek van de Psalmen (Psalm 91:1).

Dan lopen we terug naar school, maar eerst gaan we nog langs de indrukwekkende katholieke Bonifatiuskerk. Daar treffen we namelijk aan de buitenmuur, in de zijkant van het schip een prachtige uit steen gehouwen voorstelling van ‘de aanbidding van het Lam door de 24 ouderlingen’ (Openbaring 5:8). Het is een monument ter ere van pastoor Zacharias de Korte die zich tijdens de bezetting heeft ingezet voor zijn ondergedoken Joodse plaatsgenoten en dit heeft moeten bekopen met zijn leven. Hij stierf in Bergen-Belsen, twee maanden voordat de oorlog afliep.

Monument Zacharias de KorteOp het monument zijn twee Bijbelteksten samengevoegd: ‘De ijver voor Uw huis heeft mij verteerd. Op Mij viel de smaad van hen die U smaden. Want Gij zijt geslacht geworden, hebt met Uw bloed voor God gekocht.’ (Psalm 69:10 en Openbaring 5:9). Heel voorzichtig probeer ik bij deze plek mijn gedachten onder woorden te brengen, want hier meen ik iets van een betekenis te zien in deze duistere, onbegrijpelijke geschiedenis.

Waarom eindigt deze monumentenroute van de Jodenvervolging namelijk bij het Lam? Ik heb gehoord dat Joodse gelovigen zich in Auschwitz vertwijfeld hebben afgevraagd waar God is in deze diepe ellende. Vervolgens hieven zij zonder antwoord maar met een onwankelbaar geloof het Sjema Israël aan. Daar steekt een groot geheim in. Zonder dat zij konden begrijpen wat er gebeurde, spraken deze Joodse gelovigen zelfs in deze meest duistere krochten van de menselijke geschiedenis hun geloof uit dat God er is.

De God die erbij is, Wiens Naam is Ik Ben, is in Jezus Christus onderdeel geworden van de menselijke geschiedenis, niet als een verheven buitenstaander, maar als een Lam dat geslacht is. Hij is deel geworden van de schepping die in haar gebrokenheid verloren ging en door zich te laten verbreken heeft Hij heelheid (heil) gebracht.

Zacharias de Korte is trouw geweest aan zijn Meester en aan het volk van zijn Meester. Hij heeft dit met zijn leven bekocht, maar in zijn navolging heeft hij wel gewezen op de hoop van Israël en de gehele mensheid: de Heer Jezus Christus.

5 comments

    1. Beste, ik ben een journalist uit Argentinië. Ik probeer het verhaal te reconstrueren van Paul Wolfstein, die woonde en Alphen aan den Rijn en slachtoffer was van de Holocaust. Hij was een immigrant in Mar del Plata, Argentinië. Paul, zijn vrouw Emma, ​​hun kinderen en zijn schoonmoeder Ida Platz-Heimbach werden gedood. U zou er meer over moeten weten. Zou je me kunnen helpen? Alvast heel erg bedankt

      1. Hi Juan. I will try to find some information and contact you as soon as possible.

      2. Paul Wolfstein is op 14 februari 1882 geboren in Warburg (Duitsland). Op 21 oktober 1944 is hij overleden in Auschwitz. Hij was getrouwd met Emma Wolfstein-Platz die eveneens op 21 oktober 1944 is overleden in Auschwitz. Samen hadden zij twee kinderen. Minstens een van hen heeft de oorlog overleefd. Over het andere kind is niets bekend. Op de registratiekaart van Paul Wolfstein, die is opgesteld in kamp Vught, wordt naast Emma Platz ook Irena Paula Wolfstein genoemd. Verder wordt er vermeld dat Paul door ‘scherverwonding’ (scherfverwonding?) voor 60% invalide was. Op de registratiekaart van Emma wordt vermeld dat zij naaister was. Paul en Emma woonden met hun kinderen en de moeder van Emma, Ida Platz-Heimbach, aan de Gouwsluisseweg 106 in Alphen aan den Rijn.

        Op 30 september 1942 werden Paul Wolfstein, Emma Wolfstein en Ida Platz-Heimbach opgepakt bij de razzia in Alphen aan den Rijn. Ida lag op dat moment in het Elizabeth Ziekenhuis in Leiden. Toch werd zij opgehaald en met de anderen op transport gesteld naar Westerbork. Op 20 april 1943 overleed zij daar in barak 85, bed 41. Naast de registratiekaart in kamp Vught waarop Irena Paula wordt vermeld, zijn er geen documenten te vinden waaruit het lot van de kinderen van Paul en Emma blijkt.

        Volgens de Arolsen Archives werden Paul en Emma op 22 april 1943 naar kamp Vught (nabij ’s-Hertogenbosch) getransporteerd. Daarna werden zij op 8 mei 1943 naar kamp Westerbork overgebracht. Volgens een Duits online familieboek zijn Paul en Emma vanuit Westerbork eerst naar Bergen-Belsen getransporteerd. Daarvandaan zijn zij gedeporteerd naar Theresienstadt. Waarschijnlijk arriveerden zij daar op 14 september 1943. Op 19 oktober 1944 werden Paul en Emma gedeporteerd naar Auschwitz waar zij twee dagen later zijn omgebracht.

        Op 27 december 1952 zijn van Paul Wolfstein en Emma Wolfstein-Platz in Alphen aan den Rijn de overlijdensaktes opgesteld. Hun namen en de naam van Ida Platz-Heimbach worden vermeld op het monument dat in mei 1990 op het Raoul Wallenbergplein te Alphen aan den Rijn is geplaatst. Het monument staat vlakbij de Laan der Continenten van waaruit 54 Joodse medeburgers werden weggevoerd.

        Gebruikte bronnen: joodsmonument.nl en arolsen-archives.org. Navraag bij Joods Monument en Nationaal Monument Kamp Vught levert mogelijk meer informatie op over het lot van de kinderen van Paul en Emma Wolfstein en over de precieze route die zij hebben afgelegd tussen Alphen aan den Rijn en Auschwitz.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s