Boeken lezen, over boeken lezen en over boeken schrijven, ik vind het allemaal leuk om te doen. Daarom heb ik net als vorig jaar minirecensies geschreven over de boeken die ik in het afgelopen jaar heb gelezen. Hierbij houd ik echter wel de wijze woorden van de Prediker in gedachten: ‘er komt geen einde aan het aantal boeken dat geschreven wordt, en veel lezen mat het lichaam af‘ (Prediker 12:12).
(1) Eindspel. Het wonderbaarlijke leven van Bobby Fischer, Frank Brady
Dit boek leest als een roman en hoewel het over een schaker gaat, komt er eigenlijk geen schaakzet in voor. Opvallend is hier en daar de hagiografische toon van de schrijver, ondanks Fischers ongekende haat jegens Amerika en ongebreidelde antisemitische uitlatingen. Persoonlijk was ik erg benieuwd geworden naar Fischers religieuze leven toen ik hoorde dat hij verbonden is geweest aan de fundamentalistische Worldwide Church of God. Zijn religieuze levensloop liep van het jodendom (opmerkelijk genoeg was Fischer zelf van Joodse komaf, hoewel niet praktiserend), via fundamentalisme, (quasireligiues) antisemitisme, atheïsme, en zelfs baghwanisme naar uiteindelijk het katholicisme. Wie weet wat deze man, bij wie in zijn latere leven ’iets in zijn uitstraling deed denken aan een mishandelde hond die net aan zijn bewakers is ontsnapt’, gehoord heeft van de bevrijdende boodschap van Jezus Christus. Misschien in de radiotoespraken van Billy Graham, die Fischer in zijn jonge jaren luisterde terwijl hij alleen in zijn appartement partijen analyseerde. Of misschien wel van een IJslandse katholieke priester in zijn laatste levensjaren.
(2) Man en vader. Gods bestemming voor mannen, Derek Prince
Dit boek is een aanbeveling voor alle mannen die werk willen maken van goed vaderschap. Prince begint bij de belangrijke basis van het vaderschap: een goede echtgenoot zijn. Hoewel Prince soms tot opmerkelijk exegeses komt (Adam zou bijvoorbeeld de zonde van nalatigheid hebben begaan voorafgaand aan de zondeval), weet hij prachtige principes van het vaderschap uit de Bijbel naar voren te halen. Aan de hand van de Oud-Testamentische ambten (priester, profeet en koning) beschrijft Prince de mooie, maar ook ernstige verantwoordelijkheden van een vader. Ook legt Prince haarscherp de karakterzwaktes van veel mannen bloot en plaatst daar tegenover het karakter van God de Vader als voorbeeld voor alle vaders. Het vaderschap van God is namelijk geen theologisch concept, maar een openbaring van Zijn wezen. Zo komt Prince tot de conclusie dat een goede vader een discipel van de Heer Jezus is.
(3) Bidden door de kracht van de Heilige Geest, Neil T. Anderson
Hoewel ik dit boek voor de tweede keer las, werd ik er opnieuw niet enthousiast van. Dat komt volgens mij vooral doordat Anderson te veel onderwerpen in te weinig bladzijden behandelt. Een treffend voorbeeld hiervan is het slot van het boek, waarin voor verschillende ernstige (geestelijke of emotionele) worstelingen een kort modelgebed wordt aangeboden. Anderson behandelt diverse onderdelen van gebed, zoals dankbaarheid, het verschil tussen vragend bidden, luisterend bidden en voorbede, leven door de Geest als discipel en het belang van gebrokenheid en vertrouwen voor geestelijke groei. Opmerkelijk is dat Anderson onder de titel ‘intimiteit met God’ zijn zeven bekende stappen naar bevrijding bespreekt. Mijns inziens zijn deze stappen echter alleen nog maar de weg naar intimiteit met God en omvat de intimiteit zelf veel meer. Anderson heeft een aantal bevrijdende inzichten te bieden, maar in dit boek komen die mijn inziens niet goed uit de verf.
(4) Op het randje van de eeuwigheid, Randy Alcorn
Ook dit boek las ik voor de tweede keer en vond het deze keer beter dan de eerste keer. Toch verlies ik bij al Alcorns boeken gaandeweg mijn interesse en moet ik mij ertoe zetten om het boek uit te lezen. In dit metaforische verhaal vond ik de beschrijvingen van de Heer Jezus en Zijn verlossingswerk bijzonder suggestief en een rommelige mengeling van het Bijbelse getuigenis en Alcorns eigen interpretatie. De rauwe beschrijvingen van de zonde, de hel en de demonische machten zijn ook twijfelachtig, maar vaak wel sprekend en huiveringwekkend. Vreemd genoeg ontroerde het boek mij nauwelijks, hoewel daar meer dan genoeg aanleidingen voor zijn in het verhaal. Ik vond het appèl dat wordt gedaan op discipelschap (‘de rode weg volgen’) uiteindelijk het sterkste aspect.
(5) Knock Out. Het verhaal van Joop Gottmers: kickbokser & ex-drugscrimineel, Joop Gottmers & Henk Stoorvogel
Het verhaal van Joop – ‘de Nederlandse Nicky Cruz’ – is een geweldig getuigenis van iemand die uit de duisternis (van geweld, seks en drugs) in het licht van de Heer Jezus is gekomen. De details van Joops verhaal zijn soms stuitend, maar uiteindelijk is zijn verhaal een triomftocht voor de macht van de Heer Jezus. Ik vond de gedeeltes waarin Joop vertelt over het verlossingswerk dat de Heer Jezus heeft volbracht en over zijn doop daarom bijzonder mooi. Joop is ook eerlijk over zijn misstappen na zijn bekering en daaruit blijkt dat het volgen van de Heer Jezus met vallen en opstaan gaat. Het toonde mij ook de uitdaging voor de (‘veilige’) gemeente om mensen uit de (‘rauwe’) wereld liefdevol en genadig op te vangen. Naar aanleiding van dit boek heb ik Joop gevraagd om op school zijn verhaal te komen doen. Dat is een indrukwekkende dag geworden.
(6) Het verbond en het koninkrijk van God. Ontwerp van een verbonds-, doop- en koninkrijksleer, Willem J. Ouweneel
Dit negende deel bevat mijns inziens het meest theologisch-theoretische onderdeel van de evangelisch-dogmatische reeks totnogtoe. Ouweneel toont voor mij overtuigend aan dat het christendom niet foederalistisch (verbondsmatig) is, maar daar bovenuit gaat. Daarbij wijst Ouweneel erop dat de gereformeerde theologie weliswaar afstand heeft gedaan van het spiritualistisch-substitutionalisme (vergeestelijkende vervangingsleer), maar dat uit haar verbondsleer blijkt dat de praktische consequenties hiervan nog niet voldoende zijn doordacht. Wat betreft de doop wijst Ouweneel er op dat het niet slechts een symbolische handeling is. Er gebeurt ook daadwerkelijk iets bij de doop. Het is geen achteruit kijken, naar wat ontvangen is, maar vooruit kijken, naar een leven van navolging. In het laatste gedeelte bespreekt Ouweneel de verschillende aspecten van het koninkrijk, waarbij hij ook de periodisering van de (heils)geschiedenis bespreekt en zo een voorschot neemt op het volgende deel over de toekomst.
(7) De gokker, Fjodor Dostojevski
Omdat ik nog nooit een boek van Dostojevski had gelezen, leek dit dunne boek mij een toegankelijke start. Het verhaal zit vol typisch negentiende-eeuwse elementen, zoals de romantische verwikkelingen en ook de over en weer gaande (soms hatelijke) opmerkingen over de volkenkundige verschillen. Helaas wordt er regelmatig in het verhaal (‘op z’n katholieks’) gevloekt. Het boek is bijzonder vlot geschreven en wist mij mee te trekken in de verraderlijke werking van gokverslaving, maar ook in de spanning van het gokken zelf. De beeldende beschrijvingen hiervan werden verklaard toen ik achteraf ontdekte dat Dostojevski zelf ook behoorlijk gokverslaafd is geweest.
(8) Aslander, Rien van den Berg
Hoewel het boek goed geschreven is, vond ik het geen sterk verhaal. Het misdaadelement en de ontrafeling daarvan komt mij vergezocht en onwaarschijnlijk voor. De ‘spanning’ in de relatie tussen de vrijgezelle dominee Aslander en de mooie Mila is maar half uitgewerkt en laat een vreemd beeld achter. Het eventuele homo-zijn van de Turkse (!) Bülent dat onuitgewerkt in de lucht blijft hangen, vond ik storend en niets toevoegen. Uiteindelijk is de moraal van het verhaal flinterdun. De preek waar Aslander mee eindigt, zou een hoogtepunt moeten zijn, maar is wat mij betreft een dieptepunt, waarin van de opstanding een voorbeeld van een soort vallen en weer opstaan wordt gemaakt.
(9) Egypte, mijn volk. Ooggetuige van een omwenteling, Jos Strengholt
In dit boek geeft Strengholt een interessante doorkijk in de Egyptische samenleving tegen de achtergrond van de opstand in januari 2011. Het is geen diepgravende analyse van de politieke en religieuze situatie in Egypte, maar op luchtige wijze vertelt Strengholt mooie verhalen over mensen uit zijn omgeving en zo laat hij het alledaagse leven in Egypte goed ‘proeven’. Strengholt spreekt zijn zorgen uit over het ontstane machtsvacuüm en de gevolgen hiervan voor de kerk in Egypte. Hij sluit echter af met een mooie profetie uit Jesaja 19 die betrekking heeft op Egypte en waarin wordt gesproken over de ‘stad van de zon’ (NBV). Hij schreef dit toen hij zelf op het punt stond om te verhuizen naar Heliopolis (letterlijk ‘stad van de zon’).
(10) Bestemd voor de overwinning. Leven vanuit de overvloedige genade van God, Joseph Prince
Prince is een representant van de genadeleer waarin geen of nauwelijks ruimte is voor de betekenis en functie van de wet. Zo komt hij tot verschillende merkwaardige en soms wat mij betreft niet na te volgen exegeses en conclusies. Ik deel met Prince de sterke nadruk op de centrale plaats van de Persoon en het werk van de Heer Jezus en de oproep om te leven onder de genade van God. Levensheiliging zal nooit tot stand komen door wetbetrachting, maar door een leven onder de genade. Toch blijft Prince mijns inziens te veel hangen bij het ‘kader’ of de ‘koepel’ van de genade. De praktische kant van levensheiliging komt namelijk tot uiting in de navolging van Christus en dat houdt opmerkelijk genoeg juist een leven onder de wet (!) van Christus in. Dit navolgingsleven van een discipel is vervolgens natuurlijk wel helemaal doordrongen van Degene die nagevolgd wordt – de Heer Jezus – en dus van het principe van genade en heeft in die zin niets meer met wetsbetrachting te maken.
(11) Tegen de draad. Wat nou crisis? Christus!, Jan Wolsheimer
Eerder schreef ik al een uitgebreide blog over dit boek. Omdat ik Jan en zijn zoektocht naar authentiek christen-zijn goed ken en al langere tijd volg, las dit boek als een samenvatting van wat ik al jarenlang van hem lees en hoor. Toch was het verassend om dit boek te lezen, dat uiteindelijk over radicale navolging van de Heer Jezus gaat. Jan kiest ervoor om het Bijbelboek Exodus als uitgangspunt te nemen voor het leven van het nieuwe leven. Dat is boeiend en confronterend en wijst volgens Jan vooral op de noodzaak om tot een herbezinning op onze economische grondbeginselen te komen. Hoewel ik momenteel (nog?) met andere aspecten van het nieuwe leven bezig ben, is de conclusie van Jan om te komen tot het opstellen van een leefregel een uitdaging voor iedereen die discipelschap serieus wil nemen.
(12) De roeping, Anne van der Bijl & Verne Becker
De bijzondere ondertitel – ‘Het onvergetelijke verhaal van de man die niet wachtte op…’ – geeft kernachtig de boodschap van dit confronterende boek weer, waarin Van der Bijl inspirerende verhalen vertelt over zijn leven als ‘vertegenwoordiger van Gods koninkrijk’ in het Oostblok, China, Afrika, Midden- en Latijns-Amerika, Azië en in het Midden-Oosten. Met de eenvoudige boodschap van Gods liefde en zijn missie om de vervolgde kerk te versterken, vond Van der Bijl overal open deuren. Zijn radicale verhaal doet een sterk beroep op christenen: ons leven moet revolutionairder zijn dan dat van de revolutionairen; je hebt een sterkere roeping nodig om te blijven dan om te gaan; als wij niet naar de ongelovigen gaan, zullen ze bij ons komen als revolutionairen, bezettingslegers of terroristen. Aan de hand van zijn eigen verhaal en opvallende missionaire aspecten uit het leven van Jozef werkt Van der Bijl tien principes uit die iedere christen kan toepassen in zijn of haar leven.
(13) De ooggetuige, Simone van der Vlugt
Eigenlijk twijfelde ik of dit dunne actieboekje in de kader van de maand van het spannende boek wel in deze lijst moest opnemen. Maar goed, het is een boek dus waarom niet? Hoewel het lekker las, vond ik het geen bijzonder goed boek. Het verhaal loopt in een rechte lijn naar een zwak einde toe. De schrijfster lijkt nergens de moeite te hebben genomen om meer spanning of mysterie in te bouwen. Daarom wist het verhaal mij nergens echt te pakken. Het boekje heeft het stempel ‘literaire thriller’ gekregen en dat verbaast mij, want ik herken geen literatuur en ook geen thriller.
(14) In den beginne, Chaim Potok
Dit boek is prachtig geschreven. Op knappe wijze worden de belevenissen, ontdekkingen en de – soms duistere – gedachten van de ziekelijke, maar geniale David in elkaar gevlochten. Zo krijgt de lezer stukje bij beetje een beeld van het leven van een Joods gezin uit New York in de eerste helft van de twintigste eeuw. Geleidelijk wordt de voorgeschiedenis van de vader en moeder van David onthult, die hun toevlucht hebben gezocht in Amerika vanwege de oprukkende jodenhaat in Polen. Het was dramatisch om te lezen hoe dit Joodse gezin vanaf de andere kant van de oceaan de berichten – of juist het uitblijven daarvan – over de gebeurtenissen in nazi-Europa op de voet volgde. De wijze waarop David zich ontwikkelt, zijn leergierigheid en zijn verlangen om de Torah te leren kennen, werken aanstekelijk en maken het boek een genot om te lezen. Op latere leeftijd raakt hij echter in de ban van de hogere Bijbelkritiek en verliest daarbij helaas zijn kinderlijke geloof.
(15) Wij zijn maar wij zijn niet geschift, Tim Krabbé
Voor dit boek heeft Krabbé een dossier van tienduizend pagina’s doorgewerkt om tot een waarheidsgetrouwe reconstructie te komen van de schietpartij op Columbine Highschool (20 april 1999) en de motieven van de daders. Na een kort verslag van de nootlottige schietpartij, geeft Krabbé een samenvatting van de’egodocumenten’ van de daders, maar ook van verschillende getuigenverklaringen. Zo probeert hij de vraag te beantwoorden hoe ‘Columbine’ heeft kunnen gebeuren. Het heeft een pittig boek opgeleverd dat duistere motieven blootlegt en gigantische vragen opwerpt. Vragen en motieven die ik eerder in een blog heb geprobeerd te bespreken.
(16) Wat is de Wat. De autobiografie van Valentino Achak Deng, Dave Eggers
Het is opmerkelijk dat deze autobiografie door een ander is geschreven dan de hoofdpersoon. Het verhaal is knap verteld en geeft een levensecht (voor mij niet altijd even pakkend) verslag van de gebeurtenissen die Achak in zijn leven heeft meegemaakt. Zo ontstaat het beeld van een onbevangen jongen die met ongelooflijke veerkracht de meest gruwelijke dingen heeft doorstaan tijdens de burgeroorlog in Zuid-Soedan en tijdens zijn vlucht naar Ethiopië en later naar Kenia. Uiteindelijk krijgt Achak de kans om naar Amerika te emigeren. Zijn moeilijkheden doen hem twijfelen aan zijn eigen waardigheid, de waarde van zijn volk en ook aan zijn vertrouwen in God, Die hij toch nooit helemaal los lijkt te laten. Deze twijfel hangt nauw samen met de vraag naar de Wat, waar maar heel sporadisch op wordt ingegaan in het verhaal. Volgens mij lijkt het verhaal van de Wat sterk op de noodlottige keuze die wordt gemaakt in het mythologische verhaal van de doos van Pandora.
(17) Geest van verlangen, Robert Morgan
Net als in twee van zijn andere boeken (Voorbij de rivier en Vallei van de hoop) wist Morgan mij in dit boek te verrassen met zijn bloemrijke, beeldende taalgebruik. Soms schiet hij daarin door (wanneer de hoofdpersoon zelfs diepzinnige beschouwingen heeft over een wc), maar toch weet Morgan alledaagse dingen prachtig in woorden te vangen (door bijvoorbeeld een koppel duiven te vergelijken met ‘snippers verf die hadden losgelaten uit de grijze lucht’). In zijn (boeren)romans beschrijft Morgan de werklust van zijn personages zo dat noeste arbeid iets aanlokkelijks wordt. Hij plaatst tegenover dit aardse geploeter de menselijke zoektocht naar geestelijke zingeving. In dit boek – zoals zo vaak is de oorspronkelijke titel, The Truest Pleasure, veel beter – ontwikkelt dit hoofdthema zich in de spanning tussen Ginny en haar man Tom. Terwijl Ginny zich steeds meer tot de samenkomsten van de opkomende pinksterbeweging voelt aangetrokken, trekt de zwijgzame en kritische Tom zich verder terug in zijn werkzaamheden op de boerderij. Dit leidt tot explosieve situaties. Helaas dooft het verhaal letterlijk als een nachtkaars uit.
(18) De laatste Jihad, Joel C. Rosenberg
Rosenberg wordt op het internet een ‘moderne Nostradamus’ genoemd, omdat veel van de ‘voorspellingen’ die hij zou doen in zijn thrillers over het internationale terrorisme uit zouden zijn gekomen. In dit boek heb ik daar echter niets van kunnen ontdekken. Ik leek eerder de mening van een conservatieve Republikein te lezen die met een uiterst matig verhaal het beleid van de Bushregering verdedigt. Gezien het oorspronkelijke jaar van publicatie (2003) is er niets opzienbarends aan een verhaal over een aanval op Irak tegen de achtergrond van nieuwe terroristische aanslagen. Rosenberg heeft een storende neiging om over zinloze details uit te weiden. Wie is er bijvoorbeeld in geïnteresseerd hoe de vicepresident zijn koffie drinkt temidden van een wereldcrisis? Ook de goedkope wijze waarop ‘het geloof’ erbij wordt gehaald, is vreemd. Zo citeert de president Prediker 3 om vervolgens voor te gaan in gebed over de vraag of hij kernwapens moet inzetten met één tot drie miljoen doden tot gevolg. Ik kan mij betere analyses van ‘the war on terror‘ en betere verhalen indenken dan dit.
(19) De toekomst van God. Ontwerp van een eschatologie, Willem J. Ouweneel
Ouweneel begint dit tiende deel van zijn evangelisch-dogmatische reeks met een inleiding op een christelijke geschiedbeschouwing. Daarbij stelt hij vast dat eschatologie over meer gaat dan alleen de toekomst en al helemaal dan alleen het ‘zalig verscheiden’ van de gelovigen. Eschatologie gaat over het doorbrekende rijk van God en is volledig Christocentrisch. Vervolgens besteedt Ouweneel een aantal bijzonder interessante hoofdstukken aan de dood, de tussentoestand en de hemel. Sterk vond ik de constatering dat de heerlijkheid van het hiernamaals niet afhankelijk is van de plaats (tussentoestand of hemel), maar van de Persoon: in beide plaatsen zijn wij bij de Heer Jezus. In hoofdstuk vier herhaalt Ouweneel zijn metahistorische opvattingen (inclusief een stukje angelologie en demonologie), die hij gebruikt om de Bijbelse profetieën te interpreteren. Van daaruit werkt hij vervolgens het bekende prechiliastische standpunt uit. Wat betreft de opname van de Gemeente laat Ouweneel het in het midden tussen de pretribulationistische en de posttribulationistische opvatting en de – voor mij nieuwe – leer van de partial rapture (alleen opname van de trouwe gelovigen). In zijn ontwerp van het verloop van de eindtijd rijgt Ouweneel soms wel in een voor mij nauwelijks te volgen snelheid Bijbelteksten aan elkaar.
(20) De eerstelingen, Ton van Mourik
Dit eerste deel van de Quadrantijnentrilogie gaat over een eeuwenoude, internationale organisatie die samenzweert om de wereldmacht in handen te krijgen. Hoewel het idee interessant genoeg is, wist het boek mij zowel qua stijl als qua inhoud niet aan te spreken. De korte, onafgemaakte zinnen waaruit verschillende dialogen zijn opgebouwd, zorgen ervoor dat het boek niet overal lekker leest. Sommige beschrijvingen zijn gewoonweg plat, zoals de beschrijving van de verhouding tussen de slechterik en zijn maîtresse. Hoewel de schrijver een bijzonder gegeven uit de Bijbel heeft gekozen als aanleiding voor het mysteriueze document waarop in zijn verhaal wordt gejaagd, doet hij vervolgens opmerkelijk weinig met dit gegeven. Matig uitgewerkte ideeën zijn misschien wel kenmerkend voor dit boek. De overtuiging van de schrijver wordt mijns inziens halfslachtig (zoals de onbecommentarieerde opmerking van één van de personages over het ‘uitgekauwde verhaal’ van de opstanding) en geforceerd (zoals de uiteenzetting van één van de personages over wat een echte heilige is) in het verhaal verweven. Het verraste mij dat verschillende elementen in het boek overeenkwamen met een vergelijkbaar idee dat ik ooit zelf heb willen uitwerken. Dit boek heeft mij daarvan doen afzien. Het blijkt namelijk maar weer hoe lastig het is om dit goed te doen.
(21) Diep onder de indruk van Jezus, Tim Stafford
Dit toegankelijk boek gaat verder dan slechts een beschrijving van de Persoon en het leven van de Heer Jezus. Stafford weet op verrassende wijze praktische lessen uit de evangeliën te trekken, waarmee hij een verfrissend licht op de grondbeginselen van het christelijk geloof werpt. Hoewel Stafford zijn best doet om de Heer Jezus in Zijn culturele en historische context te plaatsen, schiet hij hierin soms te ver door. Zo zou de Heer Jezus de houding van de Farizeeën vooral veroordeeld hebben omdat zij de verhouding met de Romeinen alleen maar op scherp zouden zetten. Daarmee maakt Stafford mijns inziens het onderwijs van de Heer Jezus te tijdgebonden. Eenzelfde valkuil is dat hij voor een te menselijke benadering van het aanstaande sterven van de Heer Jezus kiest (in frasen als ‘Kennelijk dacht Hij het op Zich te kunnen nemen…’). Het was een aardig boek, maar het bracht mij niet zo onder de ‘indruk van Jezus’ als Jezus zoals ik Hem niet kende van Philip Yancey deed, die een vriend van de auteur is en meelezer van dit boek was.
(22) De ondergang van het atheïsme. Opkomst en verval van het ongeloof in de moderne wereld, Alister McGrath
McGrath, die zich in zijn tienerjaren zelf als een atheïst beschouwde, bespreekt op een prettig leesbare wijze de denkgeschiedenis van het atheïsme vanaf de Franse Revolutie. Zijn betoog is goed te volgen. Aanvankelijk presenteerde het atheïsme zich als de bevrijder van het godsdienstige juk en in het geval van de wantoestanden in de 18e-eeuwse staatskerk had het daar deels gelijk in. In de loop van de geschiedenis is echter gebleken dat het atheïsme ook een hardvochtige onderdrukker kon worden (bijvoorbeeld in de atheïstische staat onder Stalin). Het atheïsme vertoont uiteindelijk zelf de kenmerken van een fundamentalistische godsdienst, wat prima past bij het 19e-eeuwse modernisme, maar wat in het huidige postmodernisme de geldigheid heeft verloren. Opmerkelijk is het betoog dat het protestantisme van de Reformatie eigenlijk het atheïsme in de hand heeft gewerkt door afstand te doen van de verbeelding. Het idee van God die niet ervaren kan worden, leidde al snel tot het idee van de afwezige God, dat vervolgens leidde tot het idee van God die niet bestaat. Het is de snelgroeiende pinksterbeweging die hier volgens McGrath het beste weerwoord op heeft. McGrath laat verschillende atheïsten aan het woord en dit levert soms – voor mij ongewenste – stuitende lectuur op. Hoewel McGrath vlijmscherp het faillissement van het atheïsme analyseert, kiest hij ervoor om het atheïsme uiterst serieus te benaderen en hier en daar zijn bewondering uit te spreken voor de intellectuele kant ervan. Wat mij betreft zegt Psalm 14 genoeg.
(23) De memoires van koning Herodes, Abel J. Herzberg
Herzberg heeft een geromantiseerde versie van de memoires van koning Herodes geschreven. Hoewel het boek lekker las, was het toch wat aan de saaie kant. Voor de geïnteresseerde lezer is de uiteenzetting over de historische, politieke en religieuze verwikkelingen verhelderend. Gelukkig waren achterin ook geslachtsregisters opgenomen, want de betrekkingen tussen de hogepriesterlijke familie van de Hasmoneeën die werd verdrongen door de Edomitische familie van de Herodianen zou anders niet te volgen zijn geweest. Het boek schildert het beeld van een paranoïde, machtswellustige, moordzuchtige koning Herodes dat in schril contrast staat tot die andere, nederige, vredebrengende Koning die in Herodes’ dagen is geboren. Vreemd genoeg besteedt Herzberg geen aandacht aan de kindermoord te Betlehem die hij zonder verdere argumenten in het voorwoord afdoet als een legende. Toch past de gruwelijke daad uit Mattheüs 2 precies bij de Herodes die Herzberg beschrijft, aan wiens hof je volgens keizer Augustus beter een varken dan een zoon kon zijn. Treffend was het slot waarin Herodes wordt geconfronteerd met de psalmzingende vromen die naar de door hem verordende brandstapel worden geleid. Zou hierin iets van Herzbergs – die Jood en overlevende van de holocaust was – eigen troost terug te lezen zijn?
(24) Het Woord van God. Ontwerp van een openbarings- en schriftleer, Willem J. Ouweneel
Misschien is dit wel het meest gecompliceerde deel uit de evangelisch-dogmatische reeks van Ouweneel. Hij waarschuwt zelf al dat de eerste vier hoofdstukken nogal ‘technisch’ zijn. Deze hoofdstukken zijn inderdaad zo filosofisch-theoretisch dat ik mij soms tijdens het lezen afvroeg waar ik mee bezig was. Ouweneel werkt een fascinerende filosofie uit, die – in mijn gebrekkige kennis en bewoordingen – op het volgende neerkomt: Gods openbaring overstijgt (transcendeert) ons begrip (is bovenrationeel, wat iets anders is dan irrationeel), maar drukt zich wel uit in de kenbare werkelijkheid (in immanent-historische, modale aspecten) en kan alleen werkelijk gekend worden door het geloof. Daarom verwerpt Ouweneel zowel de fundamentalistische als de modernistische benadering van de Schrift. Beide bezien volgens Ouweneel de Schrift door een sciëntistische bril, waarin de wetenschap gaat heersen over de Schrift. Modernisten concluderen hieruit dat de Bijbel (historisch) onbetrouwbaar is. Fundamentalisten lezen op hun beurt allelei wetenschap in de Bijbel in. Beide benaderingen zijn volgens Ouweneel niet eigen aan de aard van de Schrift. Hij stelt daar de ‘credibilistische’ benadering tegenover. Ouweneel legt het (antisupra)naturalistische vooroordeel van het modernisme bloot en gaat ver in het afwijzen van verschillende fundamentalistische opvattingen (bijvoorbeeld m.b.t. het creationistische model, het al dan niet antieke wereldbeeld in de Bijbel en de aanwezigheid van mythologie in de Bijbel). Ik denk niet dat ik Ouweneel op alle vlakken kan en wil volgen, maar ik deel zijn gelovige onderwerping aan het gezag van de Schrift.