In mijn tienerjaren raakte ik bevriend met Jan Wolsheimer en tot op de dag van vandaag houden wij onze vriendschap warm. Het meest uitdagende aan onze vriendschap vind ik dat Jan mij altijd tot nadenken heeft geprikkeld. Vanaf het allereerste begin raakten wij regelmatig met elkaar in discussie en waar omstanders ‘hete hoofden’ zagen, herkenden wij bij elkaar juist een gemeenschappelijke passie.
Met name over het onderwerp discipelschap heeft Jan mij behoorlijk uitgedaagd, door de vele blogs die hij daarover in de afgelopen jaren heeft geschreven (zie www.eeuwigheid.nl), maar ook in de vele gesprekken die wij daarover hebben gevoerd en nu met zijn boek Tegen De Draad. Het boek heeft de krachtige ondertitel Wat nou crisis? Christus! Dat maakt zijn uitdaging zo waardevol, want daar gaat het ten diepste om: Christus.
Ik ontdekte dat ik als jonggelovige een behoorlijk eendimensionaal beeld had van discipelschap. Ik had Jezus aangenomen als mijn Verlosser en Heer van mijn leven en eigenlijk was daarmee de geestelijke kous zo’n beetje af voor mij. Natuurlijk vertelde ik anderen over Jezus, want dat is wat een discipel doet, maar praktischer dan dat kon ik het bijna niet maken. Soms vanaf een afstand en soms van heel dichtbij zag ik hoe Jan invulling probeerde te geven aan discipelschap en dat intrigeerde mij. Ik kan wel zeggen dat er tegenwoordig geen week voorbij gaat zonder dat ik in meer of mindere mate nadenk over de vraag hoe ik discipelschap in mijn leven vorm kan geven en veel hiervan is geïnspireerd door de zoektocht van Jan. Tegen De Draad is een mooie weerslag van zijn zoektocht en daagt de lezer uit om zelf op zoek te gaan. Jan noemt het zelf een ‘boek over verandering’ (p 21) en voor verandering is lef nodig.
Het boek leest zoals Jan is: enthousiast makend, geïllustreerd met verschillende citaten van U2, prikkelend en soms scherp, vol bruisende gedachten, waardoor je soms de aandacht er goed bij moet houden om de lijn van zijn verhaal vast te houden en altijd vol passie voor Jezus, zoals al blijkt uit de inleiding die afsluit met de kapitale letters: JEZUS IS HEER!
Jan begint zijn boek met twee scherpe paradoxen die ook nog eens elkaar lijken tegen te spreken, maar ten diepste de kern van ons vaak zo slappe christenleven vormen: tevredenheid met te weinig en ontevredenheid met te veel. Vaak stellen wij ons als christenen tevreden met het feit dat wij redding hebben ontvangen en dat ons een geweldige toekomst wacht, terwijl God ons nog zoveel meer wil geven. Daarvoor is wel een radicale verandering van denken nodig: ‘per slot van rekening maken wij deel uit van zijn (Gods) plan, en niet andersom’ (p 23). Jan schrijft hierover het volgende (p 15-16).
Het evangelie is niet bedoeld voor je privéeigendom alleen; het goede nieuws van Jezus Christus moet alle poriën van ons leven binnendringen zodat we het leren inademen, maar ook leren uitademen. (…) Dat wat we werkelijk geloven is terug te zien in ons leven. We kunnen preken, boeken schrijven, manifesten of geloofsbelijdenissen ondertekenen, maar dat is allemaal weinig waard als de vrucht van ons leven (dat wat ons leven voortbrengt) niet aansluit bij wat wij belijden.
Als voornaamste struikelblok voor (westerse) christenen ziet Jan de westerse economie waarin overconsumentisme de trom roert en mensen ten diepste steeds meer ontevreden en ongelukkiger maakt. Jan wijst op de schrijnende tegenstellingen tussen arm en rijk in de wereld en ook op de enorme belang dat de Bijbel hecht aan economische gerechtigheid. Christenen lijken hier vaak zo weinig mee bezig. Is Gods agenda op dit punt ook daadwerkelijk onze agenda? Dit is een confronterende vraag die ook snel weer tot doorgeslagen activisme kan leiden. Jan zoekt hierin naar een evenwichtig antwoord (p 37-38).
Als wij willen veranderen, dan zal dat dus van binnenuit moeten komen, van de plek waar Gods Geest is komen wonen na onze bekering. Hij geeft leiding aan dat veranderingsproces. (…) Als we de Bijbel leren lezen, ontdekken we dat God mensen uitnodigt om onderdeel te worden van zijn missie. Niet activistisch, maar vanuit een houding van beschikbaarheid en kwetsbaarheid. Laat God zijn plannen maar uitvoeren via ons.
Opmerkelijk genoeg sluit Jan juist dit hoofdstuk af door de inmiddels overleden Steve Jobs (van het computerbedrijf Apple) als voorbeeld te gebruiken. In mijn ogen is Apple toch één van de bedrijven die het westerse hyperconsumentisme vertegenwoordigen. Is dit een voorbeeld van de ‘vijand’ terugslaan met eigen middelen?
In het middelste deel van zijn boek neemt Jan het boek Exodus als uitgangspunt. Hij is ervan overtuigd dat dit boek ‘een sleutelrol vervult in het plan van God’ (p 45). Daarbij maakt hij een creatieve toepassing op de letterlijke betekenis van Exodus door te stellen dat Gods Zijn volk ‘van het pad’ van de wereldse principes af wil leiden om een volk te vormen ‘dat zelfstandig zal leren leven, in een aparte positie geplaatst voor God zelf’ (p 50). Zonder zich te verliezen in de ingewikkelde materie van de vraag hoe het nou precies zit met het volk Israël en dat andere volk van God, de kerk, wijst Jan op de uitdagende opdracht van God om op een nieuwe manier te leven. Deze opdracht klinkt door de hele Bijbel heen en gold niet alleen voor Israël, maar geldt door het werk van Jezus Christus ook voor de kerk. Is dit wettisch? Is dit slaafs? Jan denkt van niet (p 50).
Ik ben ervan overtuigd dat de sleutel voor een leven in het Koninkrijk van God ook voor ons te vinden is in de verandering van denken waartoe God zijn volk in Exodus oproept. In de eerste plaats zien we dat God duidelijk maakt dat Hij hen zelf voorgaat. Dit geldt eigenlijk ook voor onze situatie. Ook wij leven vanuit het besef dat God boven ons staat en dat wij ons aan Hem moeten onderwerpen. Dat klinkt wat griezelig en slaafs, maar dat is het zeker niet. Die onderwerping wil zeggen dat we God voorop laten gaan (denk aan de wolk- en vuurkolom uit Exodus) en dat wij volgen. Dat geeft een stuk ontspanning en zorgt ervoor dat wij meer tijd kunnen besteden aan het leven met God en niet zoveel tijd hoeven stoppen in onze krampachtige zoektocht naar onze eigen bestemming.
In het verhaal van Exodus wordt het allesomvattende plan van God zichtbaar: bevrijding, ontvangen van een nieuwe identiteit en leren leven uit die nieuwe identiteit (p 56). Het gaat daarbij niet meer om ons activisme van plannen maken, maar om het leren luisteren naar Gods stem. Aan de hand van Exodus 16 komt Jan dan terug op het begin van zijn boek en formuleert de principes van Gods economie: afhankelijkheid en herverdeling. Naar aanleiding van een confronterende ervaring in de Dominicaanse Republiek, waar Jan zijn boek mee begint, komt hij vervolgens tot een vlijmscherpe en beschamende conclusie (p 67).
Wat een geluk heb ik gezien in de ogen van christenen uit de derde wereld. Wat een bruisende kerken, wat een levend geloof! In ons land zie ik vooral een verveeld christendom dat het heeft verleerd om volgens Gods economie te leven en daardoor ook verleerd heeft om een uitbundig, overvloedig en genadig volk te zijn. (…) Maar Gods droom voor zijn volk reikt veel verder. Jezus zoekt geen bewonderaars die applaudisserend langs de kant staan. Hij zoekt volgelingen!
Exodus bestaat eigenlijk uit twee delen: het eerste deel gaat over de bevrijding uit de slavernij en het tweede deel gaat over het leren leven van het nieuwe leven. Volgens Jan houdt de kerk zich teveel bezig met het eerste deel en komt daardoor nooit of te weinig toe aan het tweede deel. Jan haalt in dat verband uit naar de theologische fijnslijperij waar hij zelf ook jaren mee heeft geworsteld en komt tot een eenvoudige, maar diepe conclusie (p 73).
Nergens in de Bijbel roept God op om Hem te begrijpen, Hij roept ons op om Hem lief te hebben en te dienen!
Vervolgens bespreekt Jan in dit hoofdstuk (met de titel ‘leven als vrije slaven’) dat de Bijbel het nieuwe leven in termen van slavernij beschrijft. Om dit helder te krijgen, probeert Jan eerst slavernij los te weken van de negatieve klank die de geschiedenis eraan heeft gegeven. Hij keert terug naar de richtlijnen die in Exodus worden gegeven voor de omgang met slaven en wijst er ook op dat de uittocht in feite betekende dat de Israëlieten bevrijd werden van de slavernij onder de farao en daarmee slaven van God werden. Bij Nieuw-Testamentische gelovigen gebeurt eigenlijk hetzelfde, betoogt Jan op basis van Romeinen 6. Gelovigen zijn niet meer slaven van de zonde, maar slaven van God geworden. Jan gebruikt daarbij Paulus zelf als voorbeeld, die zich regelmatig een slaaf van God en van Christus noemt. Als illustratie beschrijft Jan hoe zijn hond aan hem gewend moest raken en zijn stem moest leren herkennen om hem te kunnen gehoorzamen. Zo, vergelijkt Jan, is het ook met onze verhouding met God. Op de vraag van Jan of de lezer voelt wat hij bedoelt, moet ik een dubbel antwoord geven. Ja, de Bijbel spreekt over dienstbare toewijding aan de Meester, maar aan de andere kant zegt de Heer Jezus zelf ‘Ik noem u geen slaven meer, maar vrienden’ (Johannes 15:15) en schrijft Paulus dat wij ‘geen geest hebben van slavernij, maar van zoonschap’ (Romeinen 8:15) en ‘u bent dus niet meer slaaf, maar zoon’ (Galaten 4:7). Was dat ook niet het wezenlijke verschil tussen de oudste en de jongste zoon in het verhaal van de verloren zoon (Lukas 15)? Het nieuwe leven is toch zoveel meer dan de relatie tussen een hond en zijn baas? Hoe verhouden het slaaf-zijn en het zoonschap zich precies tot elkaar en wat heeft dat voor praktische gevolgen voor het nieuwe leven?
Met deze vragen ging ik het laatste deel van het boek in en daarin neemt Jan een prachtige vlucht. Jan constateert dat veel, zo niet alle, mensen een leven leven dat hen overkomt, terwijl de Bijbel ons voortdurend oproept bewuste keuzes te maken over hoe wij leven en wie wij dienen. Daarmee komt Jan bij de kern van zijn boek: de navolging van Christus. Aan de hand van de duidelijke, radicale woorden van de Heer Jezus, toont Jan aan hoe belangrijk een bewuste keuze voor navolging is. Ook daarbij gaat het weer niet om blind activisme, maar om beschikbaarheid (p 93).
Jezus maakt navolgers van ons als wij bereid zijn om voor Hem beschikbaar te zijn. Hoe Hij dat doet, is zijn zaak.
Daarbij hoort het proces van loslaten, maar wel met de Heer Jezus als centraal punt (p 97).
Dat is de eerste stap op weg naar navolging: alles loslaten en slechts Jezus overhouden. (…) Als het niet begint en eindigt met Jezus alleen, dan stelt het allemaal niet zoveel voor.
Jan pleit voor een uitdagende, praktische stap in de navolging van Christus: het formuleren van een levensbelijdenis. Traditioneel gezien hebben geloofsbelijdenissen een belangrijke plaats ingenomen in de kerk, maar ‘wat heb je aan een geloofsbelijdenis als je er niet naar leeft?’ (p 101). Gelovigen zijn volgens Jan meer gebaat bij het leven naar een levensbelijdenis.
Het doel van een levensregel is het versterken van onze gehoorzaamheid aan Christus door ritme, discipline en orde aan te brengen in ons volgen van Jezus.
Jan haalt voor zijn eigen levensregel veel inspiratie uit de monastieke (bijvoorbeeld de leefregel van Benedictus van Nursia) en neomonastieke beweging (bijvoorbeeld de leefregel van de Northumbria Community), maar laat de lezer hierin helemaal vrij. Aan de hand van een mooie persoonlijke ervaring richt hij de focus op het kernpunt van een levensbelijdenis, namelijk de vraag van de Heer Jezus ‘houd je van Mij?’ (p 113)
Ik ben ervan overtuigd dat je niet verder kunt leven voordat je deze vraag eerlijk en oprecht hebt beantwoord. (…) beantwoord deze vraag vanuit het diepst van je ziel! Als het antwoord ‘nee’ is, ga dan eerst op zoek naar het waarom hiervan. Buig je voor Jezus en laat Hem je liefhebben als je zelf door de omstandigheden van je leven ontdekt dat je niet kúnt of wilt liefhebben (…). Richt je leven opnieuw in op basis van je antwoord (…).
In het slot van het boek daagt Jan de lezer uit om aan de hand van een eenvoudige oefening voor zichzelf een leefregel op te stellen. Hierbij komt hij ook terug op de slaaf-meesterrelatie tussen een discipel en de Heer Jezus (p 117).
(…) Hij noemt ons ook zijn vrienden! Tenminste: als wij doen wat Hij zegt! Dat hoort erbij. We zijn niet zomaar ‘vriendjes’ met Jezus. Nee, die vriendschap is het gevolg van toewijding en onderwerping. Om te kunnen doen wat Hij zegt, zul je dus heel eenvoudig moeten luisteren en bij Jezus over de vloer moeten komen.
Vriend-zijn en slaaf-zijn zijn blijkbaar geen tegenstellingen, maar horen beide bij het navolgen van en blijven in Christus. In dit thuiszijn bij de Heer Jezus zullen wij rust vinden, stelt Jan (p 124)
(…) je zult de dingen gaan doen met aandacht en toewijding. Dat levert je veel meer levensvreugde op dan het gefragmenteerde, jachtige leven dat veel mensen leven. We zijn daar eenvoudigweg niet voor gemaakt. Vanuit rust en vrede en het thuiszijn bij Jezus mogen we voluit deelnemen aan de missie van God in deze wereld.
De oefening voor het opstellen van een leefregel doet mij denken aan het invullen van een navolgingsprofiel, wat Hans van der Lee voorstelt in zijn boek Volg jij Mij. Ik voel de uitdaging om ermee aan de slag te gaan en misschien leg ik het resultaat uiteindelijk wel voor aan Jan, maar eerst vraag ik mijn vrouw om zijn boek te lezen en dat is geen excuus of uitstel! Het is namelijk een grote zegen om samen met haar de Heer Jezus te kunnen en mogen navolgen.
Jan, bedankt voor jouw uitdagende boek!
Geloofsbelijdenis——————-Levensbelijdenis————Mooi!!
Dit is iets waar je weer eens goed over kunt nadenken, het vervolgens in gebed brengen zodat je het kunt gaan leven!!, In de kracht van Zijn Geest.
Inspirerend stuk!
Jezus: De Weg-De Waarheid-Het Leven.