In het vrije, rijke westen leven wij in de rare omstandigheden dat wij ons leven zouden kunnen vullen door ons alleen maar te vergapen aan wat er in de wereld gebeurt. Of het nou om sport, actualiteiten, muziek, film of literatuur gaat, er is meer dan genoeg materiaal voor handen om zelfs meer dan één mensenleven mee te vullen. In de vakantie heb ik vaak de tijd om eens wat langer stil te blijven staan bij dingen die toevallig voorbij komen. Zo heb ik de afgelopen kerstvakantie onder andere doorgebracht ‘met’ Bobby Fischer, Bono en moeder Teresa. Ik had een confrontatie met jeugdige (en vaag latente) verlangens, maar leerde een belangrijke les over vervulling.
Al vroeg in de vakantie zag ik de documentaire Bobby Fischer against the world. Ik raakte (opnieuw) geinteresseerd in deze geniale schaker die uiteindelijk is gestorven als een eenzame man gekweld door angsten en waanideeën. De documentaire zette mij ertoe aan om de volgende dag de nieuwste biografie over Fischer uit de bibliotheek te halen (Eindspel, Frank Brady). Het is niet te geloven – het gaat per slot van rekening over een schaker – maar ik heb het boek in één ruk uitgelezen. Sterker nog, ik ben door het boek na vele jaren weer gaan schaken en heb zelfs sinds mijn vroege tienerjaren weer een stukje schaaktheorie bestudeerd. Opeens herinnerde ik mij weer wat een fascinerend spel schaken eigenlijk is.
Het leek alsof ik niets geleerd had van Bobby Fischer, die zich vanaf zijn jonge jaren zo heeft overgegeven aan het spel dat hij nooit heeft geleerd een normaal sociaal-emotioneel leven op te bouwen. Ook ik werd weer helemaal gegrepen door het spel en dat terwijl ik nog niet eens een middelmatige schaker ben. Ik moest denken aan een ervaringsdeskundige die stelde dat gameverslaving één van de ergste vormen van verslaving is, nog erger dan drugsverslaving. Dat geldt niet alleen voor flitsende videogames, maar misschien wel des te meer voor het stoffige schaakspel. Ik ben weliswaar niet verslaafd aan schaken, maar ik herken de verslavende kiem in het spel.
In dezelfde vakantie zag ik de documentaire From the sky down waarin U2 wordt gevolgd in hun repetities voor het Glastonbury Festial 2011. In de film wordt een reconstructie gemaakt van de totstandkoming van het album Achtung Baby (1991), misschien wel het meest controversiële album van deze band. (Rock)muziek is een andere fascinatie die ik al vanaf mijn jonge jaren heb. Het blijft voor mij een raadsel hoe een vierkwartsmaat, drie akkoorden en de klank van een gitaar mij zo kunnen raken. Toch heb ik ook altijd een zekere reserve gehad bij muziek. Ik herinner mij de boekjes die ik al op jonge leeftijd las over de gevaren van popmuziek. Ik werd ook al vroeg in de documentaire onaangenaam bevestigd in mijn voorzichtigheid toen Bono het volgende zei.
We had this thing where we really kind of believed in music as a sacrament. It’s over there. You almost would take your shoes off in its company. So we have quite a low opinion of the musician and a very high opinion of music (…) That thing, whatever you call it, you know the song that enters the room, and you go: that’s why we’re all here.
Muziek als een sacrament? Om bijna je schoenen voor uit te trekken? Misschien is niet de openlijke satanistische invloed in muziek (zoals in de metalscene) of de ongegeneerde losbandigheid (zoals inmiddels in vele populaire muziekacts) het meest verraderlijk, maar juist de heimelijke invloed waardoor mensen in een aanbiddende vervoering raken van muziek of van een artiest. Laat dit niet (meer) in mijn hart gevonden worden.
Tot slot zag ik in de vakantie een miniserie over moeder Teresa. Zij leefde niet voor schaken, zij leefde niet voor muziek, maar voor haar medemens, of beter gezegd voor Christus die zij herkende in haar hulpbehoevende medemens. Moeder Teresa gaf hiermee een inspirerend, ontroerend en nastrevenswaardig voorbeeld. Toch liep ook moeder Teresa tegen het einde van de film gefrusteerd weg uit een bestuursvergadering toen zij zich realiseerde dat haar liefde voor haar medemens was gevangengenomen door een bedrijfsmatige aanpak. Zelfs het meest zuivere en navolgenswaardige verlangen loopt hier op aarde het gevaar om het eigenlijke doel te missen.
Dat doel is dienen. Ik kijk op naar de Heer Jezus. Hij, de Originator of life (Handelingen 3:15), kende ieder algoritme om voor eeuwig wereldkampioen schaken te zijn. Hij was in staat iedere symfonie fluitend uit te schrijven. In plaats van al deze dingen koos hij ervoor om eenvoudig te gehoorzamen aan Zijn Vader. Dienen was zijn doel (Markus 10:45) en met dat doel voor ogen en in die gehoorzaamheid ging Hij de weg van het kruis, zonder een wereldkampioenschap schaken op Zijn naam te zetten en zonder een weergaloos rockalbum op te nemen.
Ben ik werkelijk vervuld met de Heer Jezus en Zijn voorbeeld van dienstbaarheid? Een vriend van mij verwoordde het plat maar treffend: ‘het is alleen dienen, als het geen reet aan is’. Inderdaad, niets voelt krachtiger dan met een spetterende rockact in het middelpunt te staan of met een ijzersterke schaakpartij jouw genialiteit te etaleren, maar niets is krachtiger dan een dienstbare en nederige houding. Als ik geen bevrediging kan vinden in het nederige en eenvoudige dienen, is mijn (geestelijke) leven geen knip voor de neus waard. Het is elke dag weer een les die ik struikelend moet leren om in navolging van de Meester te zeggen: hier ben ik om Uw wil te doen, o God (Hebreeën 10:7). Want alleen Hij is al mijn tijd, aanbidding en toewijding waard.