In de zomer van 1936 verrees op de boulevard van Scheveningen het Lunapark. De monumentale toegangspoort tot het park was al van verre te zien en de grootste attractie, een bergbaan uit Engeland, stak boven de duinen uit. ’s Avond werd het park verlicht door honderden elektrische lampjes die het publiek naar binnen lokten.
Ook de zestienjarige Willem Zwart struinde op die zwoele avonden met zijn vrienden en vriendinnen over de boulevard. Samen noemden zij zich de Happiërs. Hoewel zij zeiden het ‘onchristelijke’ Lunapark te mijden, werden zij onweerstaanbaar aangetrokken door de bedrijvigheid in hun dorp dat was omgetoverd tot een mondain kuuroord voor de rijken.
In danszalen, bars en bij de revue werden de gasten vermaakt door entertainers van wie velen Joods waren. En op de mooiste avonden kon iedereen genieten van het vuurwerk dat boven de zee werd afgestoken. De parel aan de Noordzee glansde en glinsterde in het licht van de kleurrijke boeketten die tegen de donkere achtergrond van de avondlucht explodeerden.
Vier jaar later stak onverwacht een gure, aflandige wind op. De Nederlandse vlag werd gestreken en de vlag van nazi-Duitsland werd gehesen. De badgasten bleven weg. De Joden werden afgevoerd naar een onbekende bestemming. De rest van de bevolking werd geëvacueerd. Scheveningen veranderde in een betonnen spookstad.
De jaren die volgden op de Duitse inval verliepen voor Willem vergeleken met anderen doodgewoon. Hij verrichtte geen oorlogshandelingen en zat niet in het verzet. Hij was niet ‘fout’ maar viel ook niet op door heldhaftigheid. Willem werkte voor het grootste deel van de oorlogsjaren als boekhouder op het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd. Hij vervulde met tegenzin de gedwongen dienstplicht bij de nationaalsocialistisch georiënteerde Nederlandse Arbeidsdienst maar wist de arbeidsinzet in Duitsland te ontlopen.
Ondertussen onderhield Willem contact met jongens uit de Vergadering van Gelovigen (‘de Broeders’) die wel in Duitsland te werk waren gesteld. De broedergemeente daar had zich veel eerder al gevoegd naar de eisen van de nazi’s. Dit leverde voor de Nederlandse jongens een ongemakkelijke situatie op, niet zozeer vanwege het virulente antisemitisme van de nazi’s maar vanwege de invloed van de wereld op de gemeente.
Willem deed wat hij moest doen in de oorlogsjaren. Niet meer maar ook niet minder. Net als de meeste andere Nederlanders. Toch was zijn verhaal ongewoon genoeg om er nooit over te willen spreken. Behalve die ene keer dat hij zijn oudste zoon speciaal hiervoor bij zich riep. Het gesprek dat volgde, vormde de aanleiding voor een zoektocht in persoonlijke brieven, familieverhalen, officiële stukken, archieven en literatuur over de jaren van oorlog en bezetting.
Willem was mijn opa. Hij is niet oud geworden. Slechts 51 jaar. Ik heb hem dus nooit gekend. Dit jaar zou hij 100 jaar zijn geworden, precies nu Nederland 75 jaar vrijheid viert. Voor deze gelegenheid heb ik de resultaten van mijn zoektocht op papier gezet. Het verslag is een eerlijke evaluatie geworden van het doen en laten van mijn opa in de oorlogsjaren.
De tijd bleek in de jaren na zijn overlijden niet alleen geduldig maar ook genadig te zijn geweest. Het optreden van de ambtenaren in de voedselvoorziening kwam in een nieuw en gunstig licht te staan. De jongens die tot de Nederlandse Arbeidsdienst waren gedwongen, traden naar buiten met hun verhalen en zij verdienen alsnog rehabilitatie. En ook de Duitse Broeders verootmoedigden zich voor de knieval die hun ouders voor de nazi’s hadden gemaakt.
Eén kant van de oorlogsjaren kon echter zelfs de tijd niet helen. 104.000 Joden uit Nederland waren omgebracht. Ook uit de straten waar mijn opa in die jaren heeft verbleven, verdwenen Joden. Wat heeft hij gemerkt of kunnen merken van deze ‘zondeval van de twintigste eeuw’? Deze vraag blijkt verdraaid lastig te beantwoorden als iemand hierover nooit heeft gesproken of geschreven. Maar over sommige zaken mogen wij niet blijven zwijgen, ook niet als er geen woorden voorhanden zijn om erover te spreken.
Wie geïnteresseerd is, kan hieronder Lunapark openen en de oorlogsjaren meebeleven met een doodgewone Haagse jongen. Wie zijn tijd liever anders besteedt, spoor ik aan om zijn eigen familiegeschiedenis te onderzoeken. Er is nou eenmaal een tijd om stenen weg te werpen en een tijd om stenen te verzamelen.
One comment