Wat nou als de meeste mensen deugen?

Waarom De meeste mensen deugen van Rutger Bregman mij intrigeerde, kon ik bij aanvang van het lezen niet goed uitleggen aan een vriend die voor zichzelf geen reden zag om het boek te lezen. Nog voordat ik deze vraag voor mijzelf had kunnen beantwoorden, had ik het boek al uit. Hoewel het een stevig boek lijkt, leest het weg als een meeslepende roman. Niet alleen de soepele zinnen en de korte hoofdstukken, maar ook de wijze waarop Bregman vertelt, maken dit boek tot een ware pageturner. Het is niet vreemd dat er inmiddels al meer dan 120.000 exemplaren van zijn verkocht. De geur van warme broodjes is nou eenmaal onweerstaanbaar.

Het boek met de ondertitel Een nieuwe geschiedenis van de mens voerde mij terug naar de boeiende colleges Wereldgeschiedenis op de lerarenopleiding. Met dezelfde onbeschaamdheid waarmee wij destijds meer-dan-levensgrote, historische vragen optilden om de huidige toestand van de mens te verklaren, heeft Bregman een smakelijk allegaartje van talloze onderzoeken, publicaties en prachtige verhalen gekookt. In zijn boek dist hij zijn lezers een heerlijk nieuw mensbeeld op dat fantastisch ruikt, heerlijk smaakt en een overdadig gevoel nalaat. Toch kun je bijna niet geloven wat je hebt geproefd.

De opbouw van de hoofdstukken is steevast dezelfde. Bregman houdt zijn lezers een mensbeeld voor dat wij allemaal herkennen, maar dit keert hij plotseling helemaal om. Everything you believe is wrong. Bombarderen breekt de moraal van het volk. Fout. Het maakt mensen juist saamhoriger en zelfs geestiger, zo bewijzen verslagen uit Groot-Brittannië én Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kinderen die aanspoelen op een onbewoond eiland veranderen in bloeddorstige monsters. Deze fantasie uit Lord of the Flies van William Golding nestelde zich bij velen als waarheid in het hoofd. Maar zij is fout. Zes jongens uit Polynesië spoelden daadwerkelijk aan op een onbewoond eiland. Vijftien maanden lang leefden zij in harmonie samen.

DMMD

Zo breekt Bregman verschillende beelden af die wij van onze medemens hebben opgebouwd op basis van wat ons in het nieuws, in boeken en door de wetenschap is voorgespiegeld. Het beruchte Stanfordexperiment blijkt in hoge mate gemanipuleerd te zijn. Dit geldt ook voor de experimenten met Miligrams schokmachine, waaruit nog wel kan worden afgeleid dat de mens zich laat verleiden door het kwaad dat vermomd is als het goede. Het omstanderseffect sneuvelt als blijkt dat de vaststelling hiervan gebaseerd is op slecht politiewerk. Veel soldaten blijken helemaal niet te schieten in de strijd en als er al gestreden wordt, is dit uit kameraadschappelijkheid. Zelfs nazi’s bekeerden zich nadat de Denen massaal in verzet kwamen. En zo gaat Bregman nog wel even door.

De meeste mensen deugen laat je beduusd achter. Waarom hebben wij ons al die tijd zo in de luren laten leggen? Door gebrek aan kennis lijkt het antwoord van Bregman te zijn. Ruim veertig pagina’s aan bronvermeldingen, die vaak ook nog van recente datum zijn, ondersteunen zijn betoog. Het maakt zijn boek bijna tot een technocratisch pamflet. Een wervelwind van wetenschappelijke disciplines raast over de lezer heen. Psychologie, biologie, archeologie, antropologie, sociologie, geschiedwetenschap. Dit is de lijst die Bregman zelf opsomt, maar ook theologie, filosofie, pedagogiek, politicologie komen aan bod. Zelfs taalkunde wordt even genoemd. Eerlijk gezegd begint Bregman hierdoor wel een beetje op die pedante klasgenoot te lijken die altijd alles over alles leek te weten.

Dat maakt mij als lezer ook wat argwanend. Is Bregman echt in staat om de aangehaalde onderzoeken in al die disciplines op waarde te schatten? Of wordt de lezer opgescheept met enkele particuliere voorbeelden en inzichten die toevallig vandaag heersen terwijl de wind morgen alweer uit een andere hoek waait? Is het niet zo dat iedereen door handig te vissen in de ontelbare verhalen en onderzoeksgegevens een eigen mensbeeld kan opbouwen? Ik moet onwillekeurig denken aan Francis Fukuyama die in 1992 furore maakte met Het einde van de geschiedenis en de laatste mens. Volgens Fukuyama bevredigen de moderne natuurwetenschappen, de bijbehorende economische vooruitgang en de liberale democratie vooral het rationele en verlangende deel van de mens, maar voor het thymotische (‘bezielde’) deel van de mens, dat eigenlijk een strijd om erkenning is, lijken deze verworvenheden minder bevredigend te zijn. Fukuyama eindigt met de sombere vraag of de mens werkelijk gelukkig kan worden in een wereld waarin iedereen gelijk is maar niemand meer de kans krijgt om te bewijzen meer te zijn dan de ander, bijvoorbeeld door oorlog. Het mensbeeld van Fukuyama staat diametraal tegenover dat van Bregman.

Vroeger was alles beter, lijkt Bregman namelijk te willen zeggen, maar dan wel héél vroeger, namelijk in de prehistorie. De mens zou niet geëvolueerd zijn op basis van kracht (survival of the fittest) maar op basis van vriendelijkheid (survival of the friendliest). Pas toen privé-bezit ontstond, steden werden gesticht en het machthebbers lukte om in het zadel te blijven, ging het mis met de menselijke beschaving. Bregman plaatst zijn betoog tussen de opvattingen van de Britse filosoof Thomas Hobbes en de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau. Vrij weergegeven kwamen hun opvattingen op het volgende neer. Mensen deugen niet, stelde Hobbes, en moeten daarom door de staat in het gareel worden gehouden. Mensen deugen wél, wierp Rousseau tegen, maar de staat verpest hen. Het zal duidelijk zijn aan wiens zijde Bregman zich tracht te scharen.

Graven in het verleden op zoek naar een antwoord op de vraag wie de mens nou eigenlijk is, heeft ons altijd bezig gehouden. Toen in de 14e eeuw de eerste delen van de Nieuwe Wereld werden ontdekt, kwam de vraag naar ons mensbeeld ook weer in het middelpunt van de belangstelling te staan. Waren de ‘natives’ eigenlijk wel mensen? Zeker, meenden sommigen, het waren zelfs mensen die nog in hun onschuldige staat waren. Hun naaktheid en afwezigheid van persoonlijk bezit waren vergelijkbaar met de gelukkige staat waarin de eerste mensen zich hadden bevonden. Over deze ontdekkingen en de daaropvolgende zoektocht naar de aard van de mens heeft David Abulafia een fascinerend boek geschreven met de treffende titel The Discovery of Mankind (2008).

Toch denk ik dat Bregman niet ver genoeg heeft doorgegraven. Niet de prehistorische mens (voor het schrift), zelfs niet de antediluviaanse mens (voor de zondvloed), maar de prelapsarische mens (voor de zondeval), is wie wij werkelijk zijn. En de mens die in het beeld van God is geschapen, deugt inderdaad. Sterker nog, die mens was zeer goed. Daarom appelleert het boek van Bregman aan een diepe hunkering die in ons allen verborgen ligt. Soms raakt Bregman in zijn boek meer aan het Bijbelse mensbeeld dan menig theologisch werk dat doet. Het maakte mij blij. Het zorgde ervoor dat ik het boek regelmatig zuchtend liet zakken en ik voor me uit staarde met de gedachte dat het zo inderdaad zou moeten zijn. Helaas kan een gedachte echter een andere wereld wel oproepen maar nog niet realiseren.

Het einde van het boek viel daarom tegen. In tien leefregels probeert domineeszoon Bregman zijn idee praktisch te maken. De aanbevelingen, waarin Jezus ook enkele keren wordt geciteerd, weten het niveau van een mooie gedachte, een lumineus idee of een hunkerende zucht echter niet te ontstijgen. Als Jezus in Zijn Bergrede inderdaad niet meer deed dan enkele rationele principes voor non-complementair gedrag neerleggen, zijn we hopeloos verloren. Maar gelukkig liet Jezus ons niet zien hoe het zou moeten. Hij vertelde ons hoe het zal zijn en vervolgens deed Hij dit ook. Zijn uitnodiging om Hem te volgen is niet gemakkelijk, maar Hij brengt ons wel terug naar wie de mens eens was, and beyond!

Met De meeste mensen deugen heeft Rutger Bregman ons allemaal een drieste handschoen toegeworpen, die we niet zomaar kunnen laten liggen. Historici zullen het stof van hun collegeaantekeningen moeten afblazen en controleren of het allemaal nog wel klopt wat ze onderwijzen. Hetzelfde geldt voor psychologen, pedagogen, sociologen enzovoort. Ook de theologen zullen eraan moeten geloven. Weten wij werkelijk nog wie wij zijn? Wat nou als de meeste mensen inderdaad blijken te deugen? Is er dan wellicht iets mis met onze maatstaven voor deugen? Of hebben wij een deel van het evangelie onderbelicht gelaten? Wellicht ziet mijn vriend in deze uitdaging reden voor zichzelf om het boek alsnog te gaan lezen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s