De stoere collega

Wie in het onderwijs werkt, kent hem wel: de stoere collega. Wanneer jij in de ochtendpauze naar het koffieapparaat strompelt alsof je er al een hele werkweek op hebt zitten en jij je beklaagt over het vreselijke lesuur dat je net hebt gehad met die ene klas, moet de stoere collega aan iedereen laten horen hoe goed hij juist met die klas kan werken. ‘Maar ze blijven maar in discussie gaan en voeren verder niets uit,’ verzucht je somber starend naar het bruine straaltje dat in het kartonnen bekertje spettert. ‘Ik ga nooit met leerlingen in discussie,’ beweert de stoere collega ferm, daarmee ook suggererend dat er bij hem in de les altijd hard gewerkt wordt. Moedeloos ga je aan de andere kant van de docentenkamer zitten, ver weg van de stoere collega. Je had graag nog gevraagd hoe je nog een uur met die klas moest doorkomen, maar het heeft eigenlijk geen zin meer.

De afgelopen les had je werkelijk niets kunnen doen, maar dat wil niet zeggen dat er niets was gebeurd. Hoe meer vrijheid de leerlingen hadden geroken, hoe meer zij de ruimte hadden ingenomen. Uiteindelijk was de klas met kinderen voor jouw ogen veranderd in een schuimbekkende troep wilde honden. Vanuit de kluwen van schreeuwende monden, smalende ogen, tastende handen en schokkende lijven die zich voor je ontrolde, had zich zomaar een heftig incident kunnen voordoen, maar jij durfde niemand meer aan te spreken en eruit te sturen. Waar moest je beginnen en wat zou de schoolleiding inmiddels wel niet denken als zij alweer een leerling uit jouw klas zagen verschijnen? Gelukkig had de bel het ergste voorkomen en waren de leerlingen uit je lokaal weggestroomd als vuil water dat schuimend en kolkend in een put verdwijnt. Die pauze besluit je wijselijk verder alles voor je te houden en zwijgend slurp je de slappe koffie op. ‘Ze hoeven het niet eens in hun hoofd te halen om voor hun beurt te praten,’ zou de stoere collega zeggen. Het contrast tussen jouw lessen en die van hem lijkt zo onmetelijk groot, dat alles wat er nu nog gezegd zou worden alleen nog negatief kon afstralen op jou.

Inmiddels heb ik er flink wat jaren in het onderwijs op zitten, waarin ik ook een paar keer van school ben gewisseld. Wanneer je op een nieuwe school gaat werken, begin je als docent toch ook weer van vooraf aan. De leerlingen moeten wennen aan je gezicht, aan je accent en aan je woordkeuze. Jij moet er op jouw beurt achter zien te komen wat je van hen kunt vragen en welke ‘gedragsverwachtingen’ (nieuw onderwijsvocabulaire voor ‘regels’) binnen de grenzen van de redelijkheid liggen. Zeker in het begin kan dit nogal knetteren. Is het echt zo vreemd als ik tegen het meisje dat in mijn les de dienst wil uitmaken, zeg dat ik geen hulpsinterklaas nodig heb? Wat doe ik met die zittenblijver die wegschrijdt uit mijn les als een personage uit de negentiende-eeuwse literatuur om in de gang languit te gaan liggen kwelen van liefdesverdriet? Ben ik echt de enige docent die het niet goedkeurt dat er onderling apengebaren worden gemaakt naar gekleurde medeleerlingen? Zomaar een paar vragen uit de afgelopen schoolweek.

annie-spratt-nPfVhEwVDns-unsplash

Juist in deze nieuwe periode van gewenning moet ik denken aan de stoere collega. Hij zal vast weten wat hij zou hebben gedaan, als deze problemen zich überhaupt al zouden hebben voorgedaan in zijn les. In de ambigue positie van de ervaren nieuweling kan ik mij verschrikkelijk ergeren aan de stoere collega, maar tot mijn schaamte herken ik mijzelf ook regelmatig in hem. Op de een of andere manier lijkt het docenten eigen te zijn om zich te profileren aan de hand van hun vermeende succes voor de klas. De ware nestor herken je aan het gemak waarmee hij leerlingen en zelfs hele klassen om zijn vinger windt. Laat ik eens eerlijk zijn: dit is grote onzin. Iedere docent weet dat hij heeft moeten kruipen om te komen waar hij is. Leren lesgeven is een helse klim waarin je struikelt, valt, je lijf openhaalt en opnieuw begint om vervolgens slechts enkele meters hoger te eindigen dan je begon. Mijn eigen stagevideo’s van bijna twintig jaar geleden zijn een tastbaar bewijs van dit moeizame proces. De schokkende beelden hebben inmiddels een spreekwoordelijke status bereikt in onze familie die bestaat uit onderwijsmensen.

Onervaren of nieuwe docenten hebben niets aan de grote verhalen van de stoere collega. Zij zijn niet geïnteresseerd in wat hij zo goed kan, maar zij willen weten wat zijzelf kunnen doen en wat zij kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de leerlingen op deze school. Welke structuren werken hier het beste? Welke taal verstaan deze leerlingen? Met welke maatregelen kunnen leerlingen ertoe gebracht worden om op hun niveau te presteren? Wellicht kan de stoere collega dit zichzelf ook weer eens afvragen en terugkijken op de weg die hij heeft afgelegd om te komen waar hij nu is. Misschien is er ook voor hem nog wel een nieuwe hoogte te bereiken. En voor iedere stoere collega die nog steeds denkt dat het onderwijs een populariteitswedstrijd voor docenten is, nog een laatste opmerking: de leerlingen komen naar school om iets van ons te leren en niet om onze gefrustreerde ego’s een poetsbeurt te geven.

(Met deze blog heb ik geen specifieke school of collega op het oog gehad. Mocht je een collega of een oud-collega van mij zijn en jezelf herkennen in de stoere collega, verifieer dan eerst even bij mij of ik onbewust toch aan jou heb gedacht.)

Photo by Annie Spratt

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s