Rijen grijze prevelende gezichten, maskers van angst,
Ze verlaten hun loopgraven, klimmen omhoog,
De tijd tikt wezenloos vlijtig aan de polsen,
De hoop, met afgewende blikken, met grijpende vuisten,
Spartelt in de modder. O, Jezus, laat dit ophouden!
Met deze woorden eindigde Siegfried Sassoon zijn gedicht Attack. Hij schreef het in 1917 toen hij in een hospitaal herstelde van de verwondingen die hij had opgelopen aan het front in de Eerste Wereldoorlog. De wezenloze waanzin en in modder gedompelde destructie die hij daar had gezien, dreven hem tot zijn wanhopige gebed. Sassoon was een van de vele Britse soldaten die hun trauma’s van zich af schreven in indringende gedichten. Het zou de Eerste Wereldoorlog de bijnaam The Literary War geven. Vandaag is het precies honderd jaar geleden dat deze oeroorlog van de twintigste eeuw eindigde.
Wat begon als ein frischer, fröhlicher Krieg, liep uit op een slachting van een ongekende omvang. Niemand had kunnen voorzien hoe de industrialisatie van de negentiende eeuw de betekenis van oorlog had veranderd. Pas toen de gaswolken en kruitdampen langzaam wegdreven na die elfde november, zag de wereld welke gigantische schade zij had aangericht in de velden van Vlaanderen. Complete dorpen waren weggevaagd. Duizenden mannen stonden op uit hun moddergraf en doolden als zombies door Europa op zoek naar het thuis dat zij jaren daarvoor hadden verlaten. Sommigen waren psychisch gebroken en in neurotische wrakken veranderd. Anderen waren uiterlijk verminkt. Delen van hun gezicht – onderkaken, neuzen, jukbeenderen en wangen – waren weggeslagen. Als het niet meer lukte om de restanten van het gezicht dicht te naaien, werden de gapende gaten bedekt door sjaals of leren maskers. Kinderen die reikhalzend hadden uitgekeken naar de thuiskomst van hun vader, zagen een monster terugkeren. Vrouwen die hadden gewacht op hun man, ontvingen slechts de lege huls van een lichaam terug.

Vlakbij Verdun, een plaats die voor altijd verbonden blijft aan de verschrikkingen van de Grote Oorlog, staat de kapel van Douaumont midden in het pokdalige landschap vol fantoomdorpen, die alleen nog te zien zijn voor wie weet dat ze bestonden. Na het einde van de oorlog werd hier een houten keet neergezet om de lijken te verzamelen die op het slagveld werden gevonden. Toen alle geïdentificeerde lijken gerepatrieerd of begraven waren, werd de keet van Douaumont vervangen door een kapel, die als monument werd opgericht voor de soldaten die wel waren gevonden maar door niemand meer werden herkend.
Het vreemdsoortige gebouw heeft een buitenaardse en boventijdelijke uitstraling, alsof Vernes fantastische Nautilus op aarde is neergedaald vanuit een andere dimensie. De aanblik ervan is even onwerkelijk als de oorlog waaraan deze plaats herinnert. Bij het betreden van de kapel stappen de bezoekers op een van de grootste massagraven in Europa. Onder de vloer liggen de overblijfselen van honderddertigduizend onbekende soldaten. Wie zich buiten bukt om door de kleine, smoezelige ruitjes naar binnen te kijken, ziet hoe duizenden holle kassen van tussen de bleke beenderen levenloos naar buiten staren. Alleen wanneer een schedel in het weerspiegelende glas samenvalt met het gelaat van een nieuwsgierige bezoeker, komt hij voor even weer tot leven.
Het ossuarium in Douaumont doet denken aan de oude profetie van Ezechiël. Aan hem werd een dal vol dorre doodsbeenderen getoond. In opdracht van God profeteerde Ezechiël tot de beenderen en met geruis voegden de beenderen zich weer aaneen. Pezen werden aaneengehecht. Vlees groeide aan en werd met huid overtrokken. Vervolgens blies God met Zijn Geest en de lichamen kwamen weer tot leven. Deze profetie is in de eerste plaats een symbolische voorstelling van de herleving van het volk Israël, maar voor wie in Jezus gelooft, biedt zij ook een vooruitblik op de dag die gaat komen wanneer de doden de stem van de Zoon van God horen en zullen leven. Vandaag sluiten wij een eeuw van herinnering af en met Siegfried Sassoon bidden wij: O, Jezus, laat dit ophouden! Vandaag is echter ook een herinnering aan de eeuw die gaat komen. O, Jezus, laat die beginnen!
Foto: Eric Huybrechts