Ieder jaar trekken wij vanuit onze woonplaats een iets langere straal Europa in en plaatsen op de kaart een stip, waar wij onze vakantie willen doorbrengen. Zo belandden wij dit jaar in Kroatië. Niet aan de toeristische kust, maar in een prachtig dorpje in het binnenland op de grens tussen Kroatië en Slovenië. De tuin van ons vakantiehuis grenst aan de idyllische rivier Kupa, die vijfenzeventig kilometer verderop in het Gorskigebergte ontspringt en na driehonderd kilometer in de Sava stroomt en via de Donau uiteindelijk in de Zwarte Zee uitmondt. De Kupa vormt nu de natuurlijke grens tussen Slovenië en Kroatië. In het verleden scheidde de rivier het westerse Habsburgse Rijk en het oosterse Osmaanse Rijk. De rivier in onze achtertuin symboliseert zo een belangrijke scheur in de wereldgeschiedenis. Wie profetisch kijkt, ziet het ene ijzeren been van Nebukadnezars beeld op de linker en het andere op de rechter oever van de rivier staan.
Op vrijdagmiddag, als het weekend begint, komt de plaatselijke bevolking massaal naar de rivier toe. Over de landwegen komen opgeschoten jongens op knetterende brommers aan gescheurd. Kleine kinderen plonsen in het koele water. Oude mannen staan midden in de rivier met gekromde hengels, terwijl zij worstelen met grote vissen, waarvan de rivier wemelt. Op de oevers liggen Sloveense en Kroatische schoonheden in de zon te schitteren. Dwars door de rivier loopt een natuurlijke dam, waarlangs het water wit bruisend naar beneden valt. Over de stenen loop je zo van Kroatië naar Slovenië en weer terug, terwijl iedereen een kilometer verderop nog wordt onderworpen aan een ouderwets strenge grenscontrole. Het is een vage herinnering aan de bloedige wijze waarop beide landen zich nog geen dertig jaar geleden hebben losgescheurd van het voormalige Joegoslavië. Een herinnering die zwak echoot tegen de lieflijke heuvels aan weerszijden van de rivier, die verder opvallend zwijgzaam zijn over deze laatste Europese oorlog.
Uit nieuwsgierigheid naar de oorsprong van onze rivier, bezochten wij ook de bron van de Kupa. Na een onmogelijke autorit door de dichtbeboste bergkammen, vonden wij de parkeerplaats, waarvandaan wij in de vallei konden afdalen. In de diepe, schaduwrijke kom waanden wij ons in een andere wereld. Voor ons lag een azuurblauwe poel, waarboven een mysterieuze mist hing. De damp van het koude water condenseerde onmiddellijk door de aanraking met de warme lucht erboven. Met ingehouden adem vanwege de plotselinge koelte en de prachtige aanblik volgden we het water tot aan de diepblauwe krater onder een hoge klif. Het water welde op uit een peilloze diepte. Later vertelde een parkgids ons dat de krater minstens honderdvijftig meter onder de grond verdwijnt. Verder hebben ze nog niet kunnen meten. Daarvoor werd het te koud, te donker en te smal. De schepping blijft ons verbijsteren met de talloze, onmetelijke wonderen, die zij herbergt.
Op een vroege ochtend liep ik naar de rivier om samen met God te zijn. Solus cum Deo solo, zoals op de poort van een van de kloosters in de buurt staat. Alleen met de enige God. Terwijl ik uitkeek over de Kupa, luisterde naar het rustgevende geluid van het bruisende water en nadacht over het turbulente, nieuwe jaar dat voor ons ligt, besefte ik hoe krachtig een rivier het leven uitbeeldt. Zij scheidt even gemakkelijk rijken en naties als dat zij mensen samenbrengt. Zij trekt een demarcatielijn tussen leven en dood, tussen overheersing en onderdrukking en tegelijkertijd wemelt zij zelf van het leven en voedt zij haar bevolking. Aan de overkant wentelt het waterrad naast de houtzagerij met onverminderde kracht voort, aangedreven door het wild stromende water. Links ligt het water als een spiegel stil, terwijl het bijna onmerkbaar kalm naar de natuurlijk dam glijdt, waar het naar beneden klettert en via ruwe groeven in de rotsachtige bodem een nieuwe weg zoekt.
Dit is het leven. Hoewel wij op deze heerlijke plek zouden willen blijven, comfortabel dobberend in het kalme water, blijft het water doorstromen. Het is voortgekomen uit de diepe bron die niemand kan peilen en het zal uiteindelijk uitmonden in de grote zee. Onderweg zal het regelmatig in hoogte vervallen, waardoor het onze opgebouwde comfort en zekerheden telkens zal verstoren, maar het zal toch weer een nieuwe weg vinden. Ondertussen is het water een onstuitbare krachtbron, het verfrist ons, voedt ons, het brengt ons op nieuwe plaatsen en in contact met andere mensen en na lange, lange tijd slijt het onze ruwe kanten tot effen, begaanbare plaatsen. Niet voor niets is het water in de Bijbel een beeld van het leven met God, zelfs van het leven van God, sterker nog, het is een beeld van God zelf. Hoe eerder wij ons aan dit water leren overgeven, hoe beter wij onze weg zullen vinden.
Foto’s: Sara Zwart