Weg met die mening op mijn mouw!

Dit jaar reis ik met Geert Mak door het Europa van de twintigste eeuw. Gisteren stonden wij in Londen stil bij de dood van Emily Davison in 1913. Zij was een van de Suffragettes, een heuse terreurbeweging van geradicaliseerde vrouwen die zich inzetten voor vrouwenrechten. ‘Rebellie tegen tirannen is gehoorzaamheid aan God,’ kerfde Emily in de muur van haar gevangeniscel. Kort daarna wierp zij zich voor de aanstormende paarden tijdens de Epsom Derby. Vier dagen later stierf zij aan haar verwondingen. Haar zinloze dood irriteert mij.

Eenzelfde irritatie bemerk ik bij mijzelf wanneer ik opnieuw een rivier aan obligate verontwaardiging op sociale media voorbij zie stromen. Een wereldleider heeft iets verwerpelijks gezegd of zelfs gedaan en het is alsof iedereen staat te dringen om zich op te werpen als de nieuwe verzetsheld tegen het monster dat zich in ons midden heeft opgericht. Deze keer echter wel graag vanachter het veilige glas van de smartphone. Als de geschiedenis maar aan de hand van hun tijdlijn zal uitwijzen dat zij toch één van de eersten waren die op de barricades stonden.

Emily had zich niet hoeven opofferen. Er was al een kentering op gang gekomen. Steeds meer vrouwen begonnen zich uit te spreken voor vrouwenrechten. Vrouwenorganisaties werden opgericht. Demonstraties volgden. Vrouwen werden actief in verschillende beroepenvelden. Vroeger of later zou dat vrouwenkiesrecht er toch wel komen. Emily had zich misschien niet eens willen opofferen. Ze had haar retourticket naar huis zelfs op zak. Was het een vlaag van verstandsverbijstering die haar tot deze daad had gebracht? Een haastige tweet gestuurd vanuit een gepassioneerde overtuiging, die niet meer ongedaan gemaakt kon worden?

Er klinken ook tegengeluiden in het publieke debat. Selectieve verontwaardiging noemen sommigen het. Als je naar de feiten kijkt, kun je ze geen ongelijk geven. Selectief zijn we echter allemaal. Dat komt nou eenmaal met onze menselijke beperkingen. Ik zou het eerder modieuze verontwaardiging noemen. Laat een hippe krant met handige, uitklapbare informatieblokjes (anders hebben velen geen idee waar het over gaat) een willekeurig misstand aan de kaak stellen en je kunt rustig een kopje koffie inschenken om je bij terugkomst tegoed te doen aan de follow-up in de sociale media. Ik kan me nu al verheugen op het monstrueuze onrecht waar we morgen over gaan discussiëren.

In mijn tienerjaren liep ik rond in een jas van het Nederlandse leger. Een ondeugende dienstplichtige had hem nooit ingeleverd maar aan mij gegeven. Het was ook de tijd dat extreemrechtse jongeren rondliepen in bomberjacks, waarop zij de Nederlandse vlag naaiden. Zo’n vlaggetje prijkte ook op de mouw van mijn jas. Op een dag ging er een raam open in de straat waar ik doorheen liep. ‘Racist!’ riep iemand. Het raam werd weer gesloten en ik liep verward door. Dat was niet waar ik mee geassocieerd wilde worden. Kort daarna vroeg ik iemand om voor mij een vlaggetje uit Israël mee te nemen, dat mijn moeder vervolgens op mijn mouw naaide. Van racist naar zionist. Ik kon mij geen betere verschuiving voorstellen.

Een paar jaar later liep ik naar het letterenfaculteit in Leiden toen ik in het Engels werd aangesproken door een meisje met een Mediterraans uiterlijk. Zij vroeg of ik uit Israël kwam, terwijl zij naar de vlag op mijn mouw wees. Ik zei van niet, waarop zij verbaasd vroeg waarom ik dan zo’n vlag droeg. ‘Omdat ik geloof dat Israël het volk van God is.’ De verbazing van het meisje sloeg om in verontwaardiging. ‘Ik bén Joods,’ zei zij, ‘en ik vind het verschrikkelijk wat Israël op dit moment doet.’ Zij doelde op het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Ik had nog nooit verder nagedacht over deze kwestie dan vanuit mijn religieuze overtuiging. Ik wist niets over het schenden van mensenrechten, al dan niet onrechtmatige toe-eigening van land en ook niets van politieke en ideologische standpunten ten aanzien van Israël, laat staan dat ik wist dat er ook binnen Israël mensen waren die kritiek op Israël hadden. Ik had dan ook niets meer te zeggen tegen het meisje dan deze magere geloofsbelijdenis. Toen wij elkaar later in het faculteitsgebouw opnieuw tegenkwamen, kon ik alleen maar schaapachtig naar haar glimlachen.

Dit was misschien wel de eerste keer in mijn leven dat ik mij besefte dat meningen niet goedkoop kunnen zijn. Overtuigingen moeten ook gestoeld worden op ervaring, op kennis van zaken en op persoonlijke betrokkenheid. Anders wordt het hol nagepraat van standpunten die wij maar half begrijpen. ‘Lezen is denken met andermans hoofd,’ schreef de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer. Dat is mooi gezegd, maar laten we er wel voor waken dat wij niet te snel gaan praten met andermans mond. Kunnen wij ons dan helemaal niet meer uitspreken of standpunten innemen? Zeker wel, maar laat de waan van de dag niet de maat van onze mening slaan. Laten we eens de tijd nemen om te denken met andermans hoofd, misschien zelfs met dat van onze meest abjecte tegenstander, en laten we dan leren om te spreken met onze eigen mond.

Een paar jaar geleden kwamen wij naast een Egyptenaar te wonen. Het was een stoere, vurige man die zijn stempel stevig wist te drukken. Toen hij bij ons op de koffie kwam, spraken wij al snel over ons geloof. Hij is moslim, wij christen. Ook Israël kwam ter sprake. De spanning aan het grensgebied tussen Israël en Egypte blijkt nooit helemaal weg te zijn geweest. ‘Als mijn land mij roept, sta ik klaar om mijn leven te geven,’ zei de buurman fel. Ik moest op mijn tong bijten om niet in mijn oude reflex te schieten om op de bres te springen voor Israël. Ik ben namelijk niet geroepen om te strijden voor de politiek van Israël maar om mij in te zetten voor de vrede die de Vredevorst brengt. ‘Wij geloven in Christus,’ zei ik, ‘Die niet alleen verzoening tussen God en mens mogelijk heeft gemaakt maar ook tussen mensen onderling.’ Onze Egyptische buurman vond het prachtig. De spanning was uit de lucht.

Mijn legerjas draag ik soms nog als ik met mijn zonen ga vissen. Het Israëlische vlaggetje heb ik er inmiddels afgehaald. Niet omdat mijn religieuze overtuiging ten diepste veel is veranderd, maar omdat ik ter wille van de verzoening mijn Egyptische buurman niet wil uitdagen tot een strijd die niet de mijne is. Ik wil geen politieke standpunten op mijn mouw dragen, zoals Bono zingt in Like a Song.

And in leather, lace and chains we stake our claim.
Revolution once again
like-a-songNo I won’t, I won’t wear it on my sleeve.
I can see through this expression and you know I don’t believe.
Too old to be told, exactly who are you?
Tonight, tomorrow’s too late.

And we love to wear a badge, a uniform
And we love to fly a flag
But I won’t let others live in hell
As we divide against each other
And we fight amongst ourselves
Too set in our ways to try to rearrange
Too right to be wrong, in this rebel song

Ik hoef mij niet gelijk als Emily voor de paarden van de koning te werpen, ook niet in de sociale media met een misplaatst gevoel van eenentwintigste-eeuws heldendom. Uiteindelijk is het de Koning zelf die Zijn leven heeft gegeven ter wille van de verzoening van deze wereld. Ik, voor mijzelf, wil leren met Zijn hoofd te denken en met Zijn mond te spreken. Voorlopig probeer ik dat eerst maar uit in de persoonlijke gesprekken met mensen die zich niet achter glas verschuilen.

A generation without name, ripped and torn
Nothing to lose, nothing to gain
Nothing at all
And if you can’t help yourself
Well take a look around you
When others need your time
You say it’s time to go… it’s your time.
Angry words won’t stop the fight
Two wrongs won’t make it right.
A new heart is what I need.
Oh, God make it bleed.
Is there nothing left?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s