‘Wat is dit?’
Met twee vingers trekt één van zijn kamergenoten het in plastic verpakte vlees uit zijn tas.
‘Is dit varken?’
‘Nee. Nee. Ik heb het gekregen van de mensen uit de kerk. Eigenlijk weet ik het niet.’
Zijn kamergenoot begint de verpakking grondig te bekijken.
‘Ik kan het gewoon eten,’ probeert hij voorzichtig. Hij voelt de spanning in de kamer stijgen. De andere mannen richten zich op in hun bedden. Iemand maakt zich klaar om eruit te komen.
‘Hier! Pig. Het is varken, onreine hond.’
Alsof het bedorven is, werpt zijn kamergenoot de vleeswaren in de hoek van de kamer. Hij grijpt een glazen schaal van de tafel en loopt op hem af.
‘Alleen al met de geur van varken heb jij onze kamer verontreinigd,’ zegt hij. Er ligt een verbeten trek rond zijn mond en plotseling haalt hij driftig uit.
De schaal mist zijn gezicht en de zwiep eindigt tegen de rand van de tafel. Het glas spat als ijskristallen rond in de kamer. Twee glinsterende punten blijven achter in de handen van zijn belager.
Hij wankelt naar achteren, tastend naar iets waarmee hij zich kan verdedigen. Hij struikelt half over de klapstoel, weet zich nog net staande te houden en grijpt de stoel met beide handen beet. Langzaam komt zijn kamergenoot dichterbij. Hij houdt hem scherp in de gaten. In zijn ooghoek ziet hij hoe een van de anderen zijn mobiele telefoon in de aanslag houdt om alles te filmen. Hij verstevigt zijn grip om het koude staal van de stoel en voelt hoe de oude woede hem opnieuw in de greep krijgt. Hij dacht dat hij ervan verlost was, dat hij een ander mens was geworden. Een bitter verdriet slingert in hem omhoog.
‘Jezus!’ stoot hij uit en zwaait de stoel boven zijn hoofd.
Abu is een Afghaan, de eerste Afghaan die zich wilde laten dopen in onze gemeente. De andere dopelingen waren allemaal Iraniërs en Abu was eigenlijk een vreemde vogel in dit bonte Perzische gezelschap. Iraniërs en Afghanen liggen elkaar niet, vooral omdat veel Iraniërs neerkijken op hun boerse buurvolk. Toch is Abu opgenomen in de groep van Iraniërs. Is het omdat zij zulke aardige gasten zijn? Is het omdat zij zich als vluchtelingen zo goed beseffen dat grenzen niet behoren te bestaan? Is het misschien omdat zij nu al begrijpen dat in de kring rond Jezus geen etnische grenzen meer bestaan?
Een jaar geleden slenterde Abu nog over de stoffige straten in zijn dorp in Pakistan. Met een mand die aan een band om zijn middel hing, droeg hij de koopwaren mee die hij op de markt probeerde te verkopen. Het leverde hem elke dag net genoeg op om samen met zijn moeder en zusje te kunnen eten. Nu ligt hij vaak wakker en staart naar het stalen frame van het bed boven zich. Hij probeert niet in slaap te vallen, omdat hij niemand meer vertrouwt. Vooral zijn eigen landgenoten niet. Vaak genoeg hebben zij hem in de nacht ruw gewekt of zijn neus dichtgeknepen in zijn diepste slaap, waardoor hij snakkend naar adem wakker schrok. Soms was hij oprecht bang dat hij niet meer wakker zou worden en dan vocht hij tegen de slaap door terug te denken aan de weg die hij had afgelegd. Terug over de wilde zee, die als een monster uit de diepte omhoog kwam om mensenlevens op te likken. Terug door de koude nachten op de bergen die hem boven de wolken uit naar Turkije droegen. Terug naar de armoedige stof in Pakistan. Terug naar Afghanistan. Voor de laatste keer in de armen van zijn vader. Hij was een jaar of zes. Kort daarna werd zijn vader door religieus geweld om het leven gebracht. Een traan glijdt langzaam over zijn hoge jukbeen. De slaap heeft het van zijn angst gewonnen.
Van alle dopelingen was Abu het meest uitgelaten. Als er iemand gedoopt wilde worden was hij het. Toch was hij op die eerste avond de enige die niet gedoopt werd. Hij had de hele nacht wakker gelegen en geworsteld met zijn beslissing en met zijn familie. Hoe kon hij dit doen, zonder het eerst met zijn moeder te delen? Toen de dag aanbrak, had hij zijn besluit genomen en toen de avond viel en de doopdienst werd afgesloten, had hij er al weer spijt van. ‘De volgende keer,’ zei hij vastbesloten. ‘De volgende keer.’ Drie weken later werd hij alsnog gedoopt. Hij straalde. Hij riep het uit. Hij zakte door zijn knieën. ‘Halleluja,’ jubelde hij. ‘Ik ga nooit meer terug!’
De stoel belandt met een daverende dreun op de grond. Het plastic zitvlak scheurt los en de aluminium buizen knakken als riet.
Hijgend staart hij naar het schroot dat nu aan zijn voeten ligt.
Een suizende stilte vult de kamer. Op het bed draait de camera door.
‘COA,’ hoort hij iemand sissen als hij de kamer verlaat.
Het maakt hem niet meer uit. De woede is gezakt. Het verdriet is verdwenen.
Een merkwaardige rust is over hem gekomen.
Afgelopen weekend vertelde Abu ons zijn verhaal. In zijn amandelvormige ogen, waarmee hij zo kinderlijk blij kan kijken, ligt verdriet om wat hem iedere dag wordt aangedaan. Ik zie gekwetstheid in zijn trotse gezicht met de kenmerkende, Mongoolse trekken. Ik probeer hem te bemoedigen met woorden van Jezus, met woorden van mijzelf, met woorden van de Geest in gebed. Ik spoor hem aan om vol te houden, hoe moeilijk het ook is. Hij richt zich op en kijkt mij recht aan. ‘Ik ga nooit meer terug,’ zegt hij met volle overtuiging.
Uit de dingen die Abu mij in gebrekkig Engels heeft verteld, heb ik geprobeerd de ervaringen te reconstrueren die hij opdoet in het opvangkamp en daarbij heb ik mijzelf wat ‘dramatische vrijheid’ toegestaan om mij in zijn situatie in te kunnen leven. Uit de details die hij mijn Iraans-Nederlandse vriend heeft verteld, begrijp ik dat het er soms heftig aan toe is gegaan. Of het precies zo is gegaan als hierboven beschreven staat, weet ik niet. Wat ik wel weet is dat Abu voor mij een held is. Hij was een vluchteling en werd een vriend. Van vriend werd hij een broeder en nu is hij als broeder een voorbeeld.
Wat een verhaal ik ben er ontroerd van gewoon kippenvel ik had het verhaal al gehoord van Abu zelf,ik heb ook contact met hem en ik zei dat hij zoiets moet delen met mij dan kan ik bidden voor hem maar zijn Engels is niet zo goed zei hij om te typen.
Ik heb met 13 of 14 jongens contact op Facebook wekelijks en dan waarderen ze heel erg.
Tjonge, ben er beduusd van…
Gebed voor Abu en al die anderen