Vorige week bezochten wij la grotte de Niches. Omdat er nauwelijks werd geadverteerd met deze grot en wij van het bestaan ervan slechts door een kleine aanwijzing op de autokaart op de hoogte waren, hadden wij verwacht een ondiepe spelonk aan te treffen, waar we misschien wel op eigen gelegenheid doorheen konden lopen. Tot onze verrassing kwamen wij echter, nadat onze auto de zoveelste steile berg op was gekucht, uit bij de ingang van een grot met een diepte van maar liefst 53 meter! Gelukkig hoefden we daar niet zelf in rond te dwalen, wat waarschijnlijk niet goed was afgelopen, maar voor slechts een paar euro’s werden we met een handjevol mensen rondgeleid door een alternatieve, Franse jongeman die wel iets weghad van een oude vriend die op zijn beurt iets wegheeft van Jezus.
Gefascineerd door deze fabelachtige, ondergrondse wereld en ook geïmponeerd door de steenmassa’s die hoger rezen naarmate wij dieper afdaalden, volgden wij onze gids op de voet, bangeriken die we zijn. In rap Frans vertelde de jongen over de wonderen die te zien waren. Zo nu en dan stuurde hij de rest van de groep alvast een stukje vooruit om ons in gebroken Engels een samenvatting te geven van wat hij verteld had. Het meeste was goed te volgen, niet omdat ons Frans of zijn Engels zo goed was, maar omdat de indrukwekkende werkelijkheid om ons heen zulke duidelijk taal sprak. We liepen onder oeroude stalactieten door, ijspegels van steen die uit de metershoge gewelven dropen, en langs stalagmieten die als antieke zuilen uit de grond oprezen. Soms moesten wij bijna op onze knieën door een nauwe gang. Huiverend stonden we onder een gigantisch rotsblok, dat helemaal los bleek te hangen, maar door de zwaartekracht en de schachtvormige inkeping op z’n plaats bleef zitten. De natuurwetten hoefden maar een fractie van een seconde te worden opgeheven of de aarde hoefde maar even in haar binnenste te rommelen om ons in een klap te verpletteren. Zo vreemd was die gedachte niet. Hier en daar konden we onze arm in een gleuf steken die wel negen meter in het steen verdween, stille getuigen van aardbevingen die het steen als papier uit elkaar hadden gescheurd. Het meest wonderlijke was misschien wel het natuurlijke, stenen orgel, een rotsblok dat door het water zo was uitgehold dat het iets weghad van een rij kalkstenen blaaspijpen. Door op de ruimtes tussen de pijpen te slaan, galmde de rots als een klankkast in verschillende toonhoogtes uit zijn uitgeholde binnenkant terug.
De begaanbare paden leidden ons tot wel dertig meter onder de grond. Vanaf daar klommen we langs een steile, stenen trap terug naar de uitgang. Halverwege hield de gids ons staande om te wijzen op een nauwe holte in de metershoge stenen wand. Daar hadden zij onlangs een nieuwe ruimte ontdekt. Uit de holte, waar volgens mij nog geen kind doorheen paste, bungelden twee klimmerstouwen. Have you climbed in there? Mijn claustrofobische verbijstering moest gewoon een antwoord hebben. Met verholen trots antwoordde de gids dat hij inderdaad vijf maanden geleden in de nauwe ruimte was gekropen. Ik was sprakeloos. Toeval of niet, de nacht ervoor had ik gedroomd dat ik in een aardschacht schoot waarin ik mij niet meer kon bewegen en waaruit ik ook niet meer terug kon. Volgens mijn vrouw was ik schreeuwend en biddend wakker geworden. Dat geloof ik graag.
Gisteren overviel mij plotseling de gedachte dat de diepten van een grot een beeld zijn van de diepten van God. In voorbereiding op het komende Bijbelstudieseizoen ben ik bezig met zware – soms bijna grimmige – passages uit het Oude Testament. Dit heeft wel iets weg van het afdalen in een grot. Plotseling bevind je je in een onmetelijke ruimte waarin jij slechts een nietige schaduw bent onder stenen wachters die ongekend veel ouder zijn dan jij. Je doet fascinerende ontdekkingen en in de stenen uitstulpingen zie je de meest fantastische figuren en vormen. Op verrassende plaatsen blijkt leven te groeien, water te stromen of licht binnen te vallen. Op sommige plekken kun je je oog tegen een donkere spleet duwen, waar nog veel meer achter schuilgaat maar waar jij niet bij kunt. En wanneer je op de juiste plekken op het massieve steen slaat, klinkt er zowaar muziek! Maar er zijn ook momenten waarbij je plotseling onder een hangend rotsblok staat en bang bent dat je er maar iets mis hoeft te gaan of je wordt verpletterd. Je wurmt je door nauwe doorgangen. Je bent bang dat je vast komt te zitten en dat je er nooit meer uit zult komen. Grote God, Wie bent U en wat wilt U van mij, slechts een nietige schaduw in deze onmetelijke ruimte? Als je niet oppast, zou je zomaar de weg kunnen kwijtraken, niet alleen in de grot maar ook in de Bijbel. Je zou niet de eerste in de geschiedenis zijn.
Gelukkig bleef ik niet in deze gedachte hangen. Onze Jezusachtige gids speelt natuurlijk een rol in dit beeld, maar niet die van Jezus, dat zou te gemakkelijk zijn. De Geest van God openbaart aan ons de diepten van God. Zo schreef de apostel Paulus het aan de gelovigen in Korinthe. Onze gids is dus een voorbeeld van de Heilige Geest. Hoe meer ik nadacht over dit beeld, hoe meer ik erdoor geraakt werd. De belevingen van het afdalen in de grot en het afdalen in de diepten van God en Zijn Woord lijken bijna identiek. Maar waar kon ik de Heer Jezus in dit beeld vinden? Als wij ergens de diepten van God kunnen zien, dan is het toch in Hem Die het beeld is van de onzichtbare God. Vanmorgen werd het mij opeens duidelijk, toen ik naar mijn vieze schoenen keek waar de grijswitte kalkvegen nog op zaten. Dat was het! De weg waarop wij door de grot gingen, is een voorbeeld van de Heer Jezus. Onderdeel van de grot zelf en tegelijkertijd een duidelijk zichtbaar pad dat ons door de diepten voerde en de weg wees.
Natuurlijk gaat dit onvolkomen beeld op diverse punten mank en toch vond ik het mooi genoeg om op te schrijven en te delen. Het zegt mij iets over de onmetelijke grootheid van God, over de fascinerende diepte van Zijn Woord, over het geruststellende licht van Zijn Geest en over de Heer Jezus die niet alleen de vaste grond onder onze voeten is, maar ons ook invoert in de diepten van God.