De coronacrisis heeft een lelijke scheur tussen kerk en samenleving blootgelegd. Kerkgangers die journalisten gewelddadig verjagen, drukbezochte marathonkerstdiensten en gelovigen die triomfantelijk wijzen op de scheiding tussen kerk en staat om vervolgens hun eigengereide gang te gaan – het onthult een vreemd dualisme dat het denken van veel christenen is gaan beheersen, waarin kerk en samenleving tot twee verschillende werelden zijn verworden.
Maar is dit wel de opstelling die van christenen verwacht mag worden? In zijn aanzet tot een ethiek schreef de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer een betoog over Christus, de werkelijkheid en het goede. Daarin pleit hij voor een radicaal andere opstelling. De vraag naar hoe wij moeten handelen is volgens Bonhoeffer ten diepste een vraag naar de wil van God. De oorsprong van de christelijke ethiek ligt dan ook niet in de werkelijkheid van het eigen ik of van de wereld en zelfs niet in die van normen en waarden, maar in de werkelijkheid van de openbaring van God in Jezus Christus.
Wie daadwerkelijk goed wil doen, zal moeten deelhebben aan deze ‘Christuswerkelijkheid’. In deze werkelijkheid bestaat er geen scheiding tussen kerk en samenleving. God heeft namelijk in Christus de wereld met zichzelf verzoend en daarmee de eenheid van de werkelijkheid bevestigd. De kerk heeft slechts één taak: de verkondiging van deze verzoening aan de wereld. Deze opstelling heeft praktische gevolgen die verrassend actueel zijn. Bonhoeffer schreef in 1940: ‘Een wereld die op zichzelf bestaat en geïsoleerd is van de wet van Christus, vervalt tot chaos en willekeur. Een christelijkheid die zich isoleert van de wereld, vervalt aan het onnatuurlijke, het onverstand, de overmoed en de willekeur.’
Een kerk die alleen bezig is om haar eigen ruimte te bevechten, houdt dus in feite op kerk te zijn, omdat zij niet meer haar taak vervult om aan de wereld te getuigen van de verzoening in Jezus Christus. Niet alleen de kerk maar ook de wereld behoort namelijk Christus toe. De kerk kan Christus niet voor zichzelf houden, want alleen midden in de wereld is Christus Christus.
Mag de kerk zich dan helemaal niet kritisch opstellen tegenover de samenleving? Zeker wel. Juist omdat kerk en samenleving tot een gemeenschappelijke werkelijkheid behoren, kan de kerk kritisch zijn. Zij kan tonen wat goed leven inhoudt door de wijze waarop zij invulling geeft aan de vier mandaten die God gegeven heeft: arbeid, huwelijk, overheid en kerk.
In de huidige omstandigheden zijn de woorden van Bonhoeffer over het overheidsmandaat belangwekkend. In plaats van zich af te zetten tegen de overheid zijn gelovigen de overheid gehoorzaamheid verschuldigd omwille van Christus, want ‘door wetgeving en zwaardmacht houdt de overheid de wereld in stand voor de werkelijkheid van Jezus Christus’. Hiermee sluit Bonhoeffer nauw aan bij de woorden van de apostel Petrus (1Petrus 2:13-17).
Dit waren geen goedkope woorden van Bonhoeffer. Uiteindelijk heeft hij zijn verzet tegen het misdadige naziregime moeten betalen met zijn leven. Gehoorzaamheid aan de overheid kan dus samenvallen met ongehoorzaamheid aan een misdadig regime. Het is echter ontstellend dat een groeiend aantal christenen de vergelijking durft te maken tussen de huidige overheid en het naziregime. Wie daadwerkelijk meent dat deze vergelijking opgaat, is inderdaad vervallen tot onverstand en overmoed en geeft er blijk van dat hij de verbinding met de ene werkelijkheid is kwijtgeraakt en zijn plicht om verzoening te prediken verzaakt.
Photo by Chris Jennings on Flickr